Als kind las ik een stripverhaal dat op mij een geweldige indruk maakte. Ik herinner me niet wie de tekenaar of de auteur was en weet ook niet of de strip was gebaseerd op een bestaand literair werk in het SF-genre. De strip vertelde het verhaal van een man die een teletijdmachine had uitgevonden. Er zijn veel van zulke verhalen, maar dit verhaal was heel bijzonder. De uitvinder maakte een reis naar de toekomst, en kwam uit in … niets. Er stonden afbeeldingen bij de tekst en op de laatste afbeelding zag je hem zitten, in een grote witte leegte. De tekst zei zoiets als: En daar zat professor Huppeldepup helemaal alleen in het grote niets, te wachten tot zijn eigen tijd hem had ingehaald.
Het verhaal greep
me aan omdat de situatie me heel goed voorstelbaar leek. De toekomst bestond
immers nog niet, dus wie naar de toekomst reisde kwam nergens terecht, in een
groot niets. Deze opvatting over de tijd, is de voorstelling die we ons
waarschijnlijk allemaal maken. Het is een beeld waarbij de tijd is opgedeeld in
verschillende eenheden, verleden, heden en toekomst. In die voorstelling is de
tijd een soort rijdende trein, bestaande uit afzonderlijke compartimenten. Het
compartiment van het verleden hebben we reeds doorlopen, we bevinden ons nu in
dat van het heden, en we zijn op weg naar het compartiment van de toekomst.
Op weg naar de toekomst
De natuurkundige en
filosofe Sylvia Wenmackers heeft sinds enige tijd een vragenrubriek, en dit was
één van de vragen die haar werden voorgeschoteld: Gaan wij naar de toekomst of komt de toekomst naar ons toe?
We spreken van de tijd die voorbijraast of de tijd die rijdt
als een trein of stroomt als een rivier, maar dat zou inhouden dat de tijd los
van ons bestaat. We zouden, als het ware, kunnen plaatsnemen aan de oever van
de rivier, en kunnen zeggen: Kijk, daar stroomt de tijd. Maar dat gaat niet: we
kunnen ons niet losmaken van de tijd, de tijd niet isoleren. Als de tijd
stroomt, stromen wij mee. Dat lijkt het antwoord op de bovenvermelde vraag te
beslissen in het voordeel van de eerste optie: de tijd neemt ons mee naar de
toekomst. Maar dat roept de vraag op waar die toekomst zich bevindt. Als we
zeggen dat we ergens naartoe gaan, betekent dat immers doorgaans dat we naar
een andere plaats gaan. Is de toekomst ergens anders? Nee, de toekomst is hier,
maar: niet nu. De toekomst is in de toekomst.
De moderne natuurkunde, met name de relativiteitstheorie,
heeft de klassieke begrippen van tijd en ruimte van de troon gestoten. In zijn speciale relativiteitstheorie schiep Albert Einstein een
vierdimensionaal beeld waarin ruimte en tijd niet langer worden beschouwd als
afzonderlijke entiteiten, maar deel uitmaken van één enkele entiteit, genaamd ruimtetijd, die alle
gebeurtenissen in het verleden, heden en toekomst in ons heelal bevat. De
ruimte-tijd lijkt het weefsel van de werkelijkheid dat ons om-sluit en
in-sluit: we zitten vast en toch bewegen we, en doordat we bewegen, beweegt ook
wat stilstaat mee. We kunnen ons niet vrijelijk in de tijd bewegen, maar wel in
de ruimte, maar om ons in de ruimte te bewegen, is tijd nodig: in nul seconde
kan ik me immers niet verplaatsen.
Hier is niet hier, maar daar. Waar? Ergens in de toekomst. De tijd zal het leren.
Een voortdurend
heden: Tijd als durée
In de natuurkunde wordt tijd hoofdzakelijk gebruikt als
variabele, waarmee prima te rekenen valt; er is wel de nodige losse informatie te sprokkelen over wat tijd is, maar wordt weinig specifiek onderzoek in die richting verricht (*1). Iemand die zich daar wel zeer intensief
mee bezig heeft gehouden, is de filosoof Henri
Bergson (1859-191). Hij maakte een onderscheid tussen het wetenschappelijke
concept, dat voornamelijk de meetbare tijd analyseert, en de tijd zoals die
door ons, subjecten, wordt ervaren. De scheiding die de oppervlakkige geest
aanbrengt - zoals verleden, heden en toekomst - zijn het gevolg van de metingen
waarmee de buitenwereld, met inbegrip van de tijd - wordt geanalyseerd; op een
dieper niveau, aldus Bergson, wordt de tijd ervaren als een durée, in de
letterlijke betekenis van het woord, een voortdurend heden waarin het verleden
langzaam vervaagt en de toekomst zich in
de vorm van verwachtingen aftekent.
Bergson gebruikt zijn begrip 'duur' ook om de vrije wil te
redden van het 'mechanische' wereldbeeld dat volgt, of lijkt te volgen, uit de
visie waarbij de tijd niet duurt, maar wordt gezien als een reeks opvolgende
gebeurtenissen die uit elkaar voortvloeien: het verleden ligt vast,
gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden kunnen niet worden veranderd. Om echt
nieuw te zijn, moeten de nieuwe gebeurtenissen zich voltrekken in de duur: er
vindt, anders gezegd, wording plaats, anders zou het nieuwe slechts een
voortzetting zijn van wat er altijd reeds was. Tijd is voor hem duurzame
creatie, voortdurende schepping en wording, en deze duurzame wording, ziet
Bergson als onze vrijheid.
Bergson schreef zijn belangrijkste werken in een tijd dat de
inzichten van de moderne wetenschappen begonnen door te dringen, en zijn voor
een deel een reactie daarop. Hij wilde
voorbijgaan, of beter: voorbijzien aan het meetbare, aan de metingen die
volgens hem het zicht op de diepere werkelijkheid vertroebelden. Zelfs de taal achtte
hij ontoereikend: het woord met zijn
scherpe contouren, was onpersoonlijk, en verpletterde de subtiele en vluchtige,
ongrijpbare indrukken van het individuele bewustzijn. Het kernidee is dat
slechts les données immediates (*2) van het bewustzijn de diepste waarheden
kunnen blootleggen.
Voorbij de grens
De houding van
Bergson tegenover de taal, doet soms denken aan de denkbeelden van die andere
filosoof, Ludwig Wittgenstein (1989-1951). Wittgenstein had feitelijk heel
andere bekommernissen, maar stuitte ook op dit spanningsveld tussen taal en
kennis. Van hem is de uitspraak: De grenzen van mijn kennis, zijn de grenzen
van mijn taal. Die gedachte werd door hem vereeuwigd in de beroemde slotzin -
wellicht de meest becommentarieerde uitspraak van de moderne filosofie - van
zijn hoofdwerk, Tractatus Logico Philosophicus:
"Alles wat
gezegd kan worden, kan duidelijk worden gezegd, en waarover men niet kan
spreken, daarover moet men zwijgen." (*3)
Let wel:
Wittgenstein legde de grens dus bij de taal, niet bij het denken, dat omvatte
meer, en om überhaupt een grens te kunnen trekken, moesten beide zijden van
deze grens worden ervaren. Die gedachte vertoont raakvlakken met de inzichten van
Bergson. De vraag die zich dan aandient, is echter: Hoe geraken we voorbij die
grens? Wittgenstein dacht aan de mystieke ervaring als omgang met datgene
waarover niet valt te spreken, Bergson wijdt honderden pagina's aan zijn
données immédiates, en verzekert ons dat we langs intuïtieve weg de wereld
metafysiek kunnen leren kennen, maar hoe we precies tot die kennis komen, of
wat die kennis eventueel inhoudt, blijft mistig.
Als mensen geconfronteerd worden met een theorie die zij
niet goed kunnen bevatten, is een veelgehoorde vraag: Hoe moet ik mij dat
voorstellen? De mens wil de dingen altijd zien, maar sommige zaken,
bijvoorbeeld op subatomair niveau, zijn nu eenmaal zo klein, dat ze zelfs met
de sterkste microscopen niet zichtbaar kunnen worden gemaakt. Ook de tijd kan
als zodanig niet zichtbaar worden gemaakt. Op dat punt, is alleen de speciale
bril van de verbeelding toereikend.
In De Metaforenmachine en beschrijft de psycholoog Douwe
Draaisma het belang van metaforen voor onze kennisverwerving. Het brein is een
beeldenfabriek, en de metafoor is één van de krachtigste hulpmiddelen van het
voorstellingsvermogen. In dit artikel heb ik diverse metaforen gebruikt en Draaisma
gebruikt zelf ook een metafoor als hij het belang van metaforen verklaart door
te stellen dat de metafoor dient als een scharnier tussen het nieuwe en het
vertrouwde. De metafoor introduceert het nieuwe door te wijzen op analogieën
met wat we reeds weten. Op die manier wordt het vreemde al iets minder vreemd.
De werking is gedeeltelijk psychologisch: de metafoor voelt aan als een
zielsverwant aan wiens hand we het onbekende betreden. Vandaar dat we allemaal
graag op metaforen terugvallen, ook de natuurkundigen onder ons. Sylvia schrijft:
""Mij
spreekt het beeld dat we met ons gezicht naar het verleden gericht achterwaarts
naar de toekomst toe vallen, omdat we ons het verleden herinneren en de
toekomst niet (wat te maken heeft met de pijl van de tijd). Maar het is ook
niet meer dan dat: een mooie metafoor."
Inderdaad, een prachtig beeld. Maar beelden, en zeker
metaforen hebben soms een vreemde bijwerking. Wat mij vooral trof bij deze metafoor, was het beeld van de vallende vrouw. Het is alsof de vrouw
valt in de tijd. Vallen in de tijd, als dat mogelijk was, zou je dan ook uit de
tijd kunnen vallen? De vraag voerde me plots terug naar mijn vroege jeugd, naar
een programma genaamd Comedy Capers. Daarin zag ik eens een kort fragment op
van een man die boven hemel en aarde zweefde, hangend aan de wijzers van een
klok. Dat beeld greep me aan, even sterk als het beeld van de professor, die de tijd achter zich had gelaten en nu in het niets moest wachten. Ik keek telkens naar het programma, in de hoop meer van het filmpje te zien, maar het keerde nooit terug. Pas jaren later ontdekte ik wie deze bungelende man was.
Vallen uit de tijd :
Harold Lloyd
Harold Lloyd is een filmacteur uit het stomme tijdperk. Hij
is vooral bekend vanwege zijn gewoonte om zijn eigen stunts uit te voeren, ook
al waren ze uiterst riskant. In 1919 verloor hij op de set de duim en
wijsvinger van zijn rechterhand, maar dat weerhield hem er niet van om vier
jaar later zelf aan een torenklok te
gaan hangen in de film Safety Last! (*4). De stunt leverde één van de meest
iconische beelden op uit de filmgeschiedenis: de gebrilde Harold Lloyd, hangend
tussen hemel en aarde, zich vastklampend aan de wijzers van een klok.
Voor zover ik heb kunnen achterhalen, had Lloyd geen speciale bedoelingen met dit beeld, maar
bij het zien van de scène is de gedachte dat hier iets wordt meegedeeld over
tijd en ruimte bijna onweerstaanbaar: de bungelende Lloyd lijkt niet alleen de
zwaartekracht te tarten, maar ook de
tijd op de proef te stellen. Hij hangt aan de wijzers van de klok maar die
dreigen te bezwijken onder zijn gewicht; op een bepaald moment komt de wijzerplaat
los van het raamwerk, alsof de zwaartekracht niet alleen grip heeft op Lloyd en
de klok, maar op de tijd zelf, en op het punt staat om het weefsel van de
werkelijkheid uiteen te rukken.
Waar zou Lloyd terecht zijn gekomen als hij was gevallen? Op
straat? Of zou hij zijn verdwenen, niet alleen uit de scène, of de film, maar
ook uit de tijd? Of zou hij zijn uitgekomen bij Professor Huppeldepup, in een
grote witte ruimte, waar de tijd nog niet is aangeland? Zo'n ruimte bestaat
misschien niet, maar kan wel zichtbaar worden gemaakt, met de bril van de
verbeelding.
Een kort fragment (ongeveer 1:30) van Safety Last. Kijk en huiver ...
Een kort fragment (ongeveer 1:30) van Safety Last. Kijk en huiver ...
Langer fragment (7:30), voor de liefhebbers:
- Speciaal voor Lies Jacobs, illustratrice. Ze liet zich voor haar eindwerk Illustratieve Vormgeving inspireren door het onderwerp 'de tijd'; voor mij was haar werk een inspiratiebron.
Noten:
* (1) Zie voor een overzicht: Sylvia Wenmackers, Atoomklokken hebben hun beste tijd gehad
Noten:
* (1) Zie voor een overzicht: Sylvia Wenmackers, Atoomklokken hebben hun beste tijd gehad
* (2) De Franse term die Bergson gebruikt, données
immédiates, wordt in de Nederlandse vertaling weergegeven als 'onmiddellijke gegevenheden'. Het idee achter de term is dat de gegevens rechtstreeks, dus zonder medium of tussenstation, beschikbaar zijn
* (3) In het Duits: Was sich überhaupt sagen lässt, lässt sich klar sagen, und wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen
* (4) De film kan in zijn geheel worden bekeken op You Tube: hier
Over Ruimtetijd:
George Musser, Wat is ruimtetijd? Eos wetenschap
Over Henri Bergson:
* Ger Groot: Bergsons Geniale Idee
* Carel Peeters, De Uitgerekte tijd van Bergson* (3) In het Duits: Was sich überhaupt sagen lässt, lässt sich klar sagen, und wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen
* (4) De film kan in zijn geheel worden bekeken op You Tube: hier
Over Ruimtetijd:
George Musser, Wat is ruimtetijd? Eos wetenschap
Over Henri Bergson:
* Ger Groot: Bergsons Geniale Idee
Douwe Draaisma, De Metaforenmachine, een geschiedenis van het geheugen. Historische Uitgeverij, 1995