dinsdag 16 juli 2013

De pastoor kon geen bloot meer zien






Van tijd tot tijd hoor je mensen in de media flink tekeer gaan tegen de verloedering van de samenleving. Seks, geweld, porno, zedenverwildering: wie doet er wat aan? De verzuchting dat de zaak verloedert doet vermoeden dat het vroeger allemaal veel beter was. Of dat zo is, weet ik niet, maar de personen die de zedenverwildering bestreden, hadden zeker meer invloed, zo blijkt onder meer uit een verschijnsel als de filmkeuring. Tegenwoordig lijkt de filmkeuring (met name in Nederland) niet zo veel meer voor te stellen, maar ooit was het een doodernstige zaak: 18 jaar was een magische leeftijd. Wie geen achttien was, werd in het gros van de films niet toegelaten.

Ik had het idee dat de filmkeuring een verschijnsel was dat vooral samenhing met de jaren zestig. In die periode werden immers veel taboes doorbroken, ook in de bioscoop. Aan het einde van het decennium bereikte de films van Oswald Kolle de Nederlandse bioscopen. Deze Duitser gaf zich uit voor seksuoloog maar bleek bij nader inzien een journalist die enige tijd in Amsterdam had gewoond. De Duitsers konden volgens hem nog veel van de Hollanders leren, en dus knutselde hij een paar zogenaamde 'voorlichtingsfilms' in elkaar met titels als Deine Frau, das Unbekannte Wesen of Das Wunder der Liebe, instructiefilms voor een gelukkig seksleven; naast geklungel met poppen die in de juiste stand(jes) werden gezet, lieten enkele modellen ook hun borsten en billen zien. Kassa! Ook in Nederland trouwens. Je kunt je voorstellen dat het preutse deel van de samenleving daar iets aan wilde doen.

In werkelijkheid blijkt de filmkeuring al van de jaren twintig van de vorige eeuw te dateren.  De zogenaamde Bioscoopwet van 14 mei 1926 werd officieel in het leven geroepen 'tot bestrijding van de zedelijke en maatschappelijke gevaren van de bioscoop'. Als uitvloeisel van de wet werd door de overheid de Rijksfilmkeuring ingesteld (officiële naam: Centrale Commissie voor de Filmkeuring). Vertegenwoordigers van kerken (Nederland heeft er nogal wat) en maatschappelijke organisaties hadden zitting in de commissie die films op maatschappelijke aanvaardbaarheid beoordeelden; het advies kon luiden: Alle leeftijden, Toegang 14 jaar, Toegang 18 jaar en Niet Toegelaten (dit kwam neer op een vertoningsverbod). In België lagen de zaken iets anders: Bij de Wet van 1 september 1920 werd aan personen beneden 16 jaar de toegang tot de bioscoop ontzegd. Op de wet waren echter uitzonderingen mogelijk, wat inhield dat door een commissie van wijzen speciaal moest worden vastgesteld dat een bepaalde film voor kinderen geschikt was.

De leeftijdsgrens was in België dus lager, maar er werd strenger de hand aan gehouden: in Nederland wilden bioscoopeigenaren nog wel eens een oogje toeknijpen, vooral bij actiefilms, geweld werd immers minder schadelijk geacht dan seks. Hierbij deed zich vooral de invloed gelden van de gereformeerde en katholieke kerk. Een gereformeerd lid van de commissie, mevrouw Henriëtte Kuyper, kreeg zelfs landelijke bekendheid; zij was tevens presidente van de Bond voor Meisjesverenigingen op Gereformeerde Inslag en regeerde de commissie met ijzeren hand. De katholieke Kerk had een eigen lijst met afgeraden en verboden films, naar analogie van de roemruchte Index librorumprohibitorum. Met had trouwens ook een eigen (onofficiële) filmkeuring, die steevast strenger uitviel dan het advies van de commissie. Men wilde dus, bij wijze van spreken, preutser zijn dan de bond voor gereformeerde meisjesverenigingen. Een hele opdracht.

In Nederland werden rond die tijd reeds pornobladen als Chick en Candy verkocht en zelfs losse foto's waren op middelbare scholen waardevolle ruilmiddelen, maar het bleven plaatsjes: er zat geen beweging in. Ik weet nog hoe mijn vriendjes en ik urenlang rond de ingang van de bioscoop cirkelden waar Die Nichten von Frau Oberst (1968) werd vertoond. Een kaartje kopen was risicovol: soms werd je botweg geweigerd, een andere keer nam je succesvol deze eerste horde maar werd je bij de ingang van de zaal alsnog terug gestuurd, en dan was je je geld kwijt. Ik heb jongens gekend die pas bij de vierde poging binnen geraakten. Ze waren de complete inhoud van hun spaarpot kwijt, maar hadden ook iets gezien om wekenlang over op te scheppen.

Het  eerste bewegende bloot dat ik mocht aanschouwen, was een Zweedse film genaamd Kyrkoherden. De film ging blijkbaar in januari 1971 in Nederlandse première, dus ik vraag me af hoe ik in vredesnaam voorbij de kassa en de ingang ben geraakt. Ik was vijftien jaar en sloeg dus in één keer drie jaren over. Kyrkoherden betekent letterlijk kerk-herder of dorpsherder, maar in het Nederlands had de film een leukere titel: De pastoor kan geen bloot meer zien. Ook in Denemarken werd de film (getuige posters) plaatselijk onder een alternatieve titel vertoond: Ih, det var dog den stiveste! Die titel zal na het lezen van de synopsis duidelijk zijn.

De film speelt zich af in 1812, in een dorpje op het Zweedse platteland; Europa staat in brand, alle jonge mannen zijn afgereisd naar de diverse slagvelden, en de nieuwe dorpsherder, een man van een jaar of dertig, is daardoor de enige potente man in de wijde omtrek. Ongelukkigerwijs heeft een heks (zijn grootvader heeft haar grootmoeder op de brandstapel gezet) hem een priapisme bezorgd, wat wil zeggen dat zijn penis zich permanent als opgewonden standje presenteert. Alle vrouwen - hunkerend naar seks in de afwezigheid van hun vriendjes en echtgenoten - willen hem van het probleem afhelpen, maar wat staat, wil niet gaan hangen. Det var dog den stiveste!

Dankzij een Deense DVD heb ik de film opnieuw kunnen bekijken. Indertijd viel hij al een beetje tegen (hoewel ik dat natuurlijk niet wilde toegeven) in retrospect komt het allemaal nogal potsierlijk over. De titel is opwindender dan het bloot. Distributeurs leefden zich trouwens wel vaker uit in curieuze titels; zo verscheen een zogenaamde Tiroler seksfilm, Urlaubsgrüsse aus der Unterhoschen in de bioscoop als In Tirol hangen de Slipjes aan de Alpen. Je moet het maar verzinnen.  


zondag 7 juli 2013

Pap, doe even normaal!





Een docent Engels leerde mij ooit op effectieve manier het verschil tussen de werkwoorden to murder en to assassinate. Hij zei: "Normal people like you and I are murdered, kings and presidents are assassinated." Op dezelfde manier nemen gewone mensen ontslag, of desnoods doen zij een stapje opzij, maar in het geval van een koning zeggen we dat hij abdiqueert. Ik zou kranten die het goed voorhebben met het Belgische Koningshuis (en dat zijn er nogal wat) willen aanraden om deze term in ere te houden en zeker niet te laten vallen. Wie dat doet, legt namelijk de bijl aan de wortel van de monarchie. Je kunt best zeggen dat het allemaal decorum is, en dat mensen behoefte hebben aan sprookjes, maar decorum kan niet bestaan zonder de juiste rituelen, formules en termen. Zeg ook niet dat de koning ook maar 'ne gewone mens' is. Helemaal fout. Sprookjesfiguren zijn bijzonder, daar zijn ze sprookjesfiguren voor. 

De abdicatie viel te verwachten. Bij de troonsafstand (goed alternatief voor abdicatie) van Koningin Beatrix werd al gefluisterd dat Albert niet lang op zich kon laten wachten. Leden van het Belgische Koningshuis hebben in de laatste decennia wel vaker het gedrag van hun noorderburen gekopieerd. Wat Willem deed, deed Filip hem na. In 1996 hoste kroonprins Willem-Alexander op de spelen van Atlanta rond met een elftal wuft geklede hockeydames, en dus wandelde Filip goedgemutst de kleedkamer van de judoka Ulla Werbrouck binnen. Ulla lag met de billen bloot en bleek verder ook niet erg koningsgezind, dus de imitatie liep uit op een pijnlijke afgang. En zo ging het wel vaker. Nadat Willem was gesignaleerd met een volle baard, liet ook Filip zijn gezichtsharen groeien. Het was geen gezicht. Bij Willem eigenlijk ook niet, maar niemand maakte zich daar zorgen om. 

De Nederlandse kroonprins komt met alles weg, de Belgische kroonprins wordt alles dubbel aangerekend. Daarover klagen heeft als Belgische monarchist geen zin: de rol van beide koningshuizen is namelijk totaal verschillend. Het Nederlandse koningshuis hoeft niet voor eenheid te zorgen want het land dreigt niet uiteen te vallen, het Belgische Koningshuis probeert krampachtig een eenheid te bewaren die niet bestaat. 

Zowel Prins Willem Alexander als Prins Filip (Philippe voor Franstaligen) hebben een reputatie opgebouwd van brokkenpiloot. Onhandig gedrag op de Olympische Spelen, onhandige uitspraken in de pers, verkeerde baarden. Willem bleef daarbij echter iets sympathieks houden, terwijl Filip zich nooit wist te bevrijden van zijn sukkelachtige imago. Willem verwierf zich tijdens zijn studententijd de bijnaam Prins Pils (Filip lijkt me meer een stille drinker), een bijnaam die wijst op bonhomie, en zoals de Nederlandse cabaretier Theo Maassen zich eens liet ontvallen, is iedere Hollandse jongen  jaloers op de dikke prins omdat hij zo'n lekker wijf als Maxima aan de haak wist te slaan. Bonhomie is het laatste waar je aan denkt bij Prins Filip; het is tekenend dat deze katholieke prins in het calvinistische Holland wordt versleten voor een stijve hark met een zuinig mondje, een soort krentenkakker. En wie zou prinses Mathilde ooit een lekker wijf willen  noemen? Goed met kleuters misschien, maar wat koop je daarvoor? 

Het Nederlandse Koningshuis heeft in de afgelopen decennia vaker onder druk gestaan dan het Belgische, maar het betrof telkens een typisch constitutionele crisis waarbij het voortbestaan van het Koningshuis in gevaar was, niet die van het land. De galante prinselijke vrijbuiter Bernhard Von Lippe-Biesterfeld, Benno voor intimi, veroorzaakte in zijn eentje meer schandalen dan de hele Belgische Koninklijke familie bij elkaar. Op een buitenechtelijk kind meer of meer keek deze schavuit niet, en hij scheurde in zijn peperdure automobielen nog harder door de bochten dan de scheurneuzen uit Laken. Maar het Nederlandse volk haalde de schouders op: Ach, hoe zou je zelf zijn, als je de kans had? Zelfs de Lockheed-affaire werd hem amper kwalijk genomen terwijl het daar toch om veel geld ging. Hoe komt dat eigenlijk? 

Ik denk dat het iets te maken heeft met het feit dat men in Nederland het Koningshuis inderdaad is gaan zien als een vorm van kitsch & kermis is, uiterlijke schijn zonder veel inhoud. We zetten wel een oranje feestneus op, dossen ons desnoods compleet in het oranje uit, maar niet uit vaderlandsliefde, maar om gek te doen. Of omdat het Nederlands Elftal weer eens een wedstrijd heeft gewonnen. Er is nog wel een Republikeins Genootschap, maar je hoort ze alleen op dagen als deze, als iemand ze vraagt om commentaar. Dat geven ze dan braaf, maar geen mens lijkt er vervolgens in geïnteresseerd. Om die reden zijn ware royalisten ook zeldzaam, het zijn verdwaalde malloten. Kees van Kooten zette in het programma Keek op de Week ooit een dergelijk type neer, de mallotige H.J. Bussink, een zogenaamde Oranjeklant die zich om de kleinste dingen druk maakte, niet van echt te onderscheiden.

Koningin Beatrix, nog opgegroeid met de gedachte dat de Nederlandse vorst of vorstin regeerde bij de Gratie Gods, kon zich maar moeilijk neerleggen bij het gegeven dat ze een anachronisme was geworden, maar de opeenvolgende regeringsleiders, van de socialisten Den Uyl en Kok tot christendemocraat Lubbers en de liberaal Rutte hielden voet bij stuk: zij waren verantwoordelijk, dus zij namen de beslissingen. Als ze de formule over de 'Gratie Gods' in het bijzijn van haar zoons liet vallen, kreeg ze (volgens de Tomas Ross, auteur en scenarist van diverse boeken en TV-series over het koninklijk huis) iets te horen als: "Mam, doe even normaal!"Zou Pap dat ook te horen krijgen?

Het Nederlandse Republikeins Genootschap laat desgevraagd weten dat de afschaffing van de monarchie voor hen geen punt is, aangezien de monarchie vanzelf zal verdampen. Datzelfde hoor je wel van het land België: we hoeven het land niet te scheiden, het zal vanzelf verdampen. Vreemd genoeg wordt het Koningshuis door velen noodzakelijk geacht in de strijd om dit te voorkomen: Belgicisten zien de monarchie immers als bindmiddel tussen Walen en Vlamingen, een middel om de scheiding van het land te vermijden. Ik spreek van Belgicisten, niet van monarchisten, want naast echte monarchisten (zoals overal elders voornamelijk malloten) heb je in België - en met name in Vlaanderen - veel zogenaamde Vernunftmonarchisten, mensen die (om Peter De Roover  te citeren) overal elders Republikein zijn, maar niet in België: daar kiezen zij voor de monarchie omdat zij vrezen dat zonder koningshuis het land uiteenvalt. 

Dat roept dan uiteraard de vraag op (en De Roover stelde deze inderdaad) hoe het dan zit met de uitlatingen van onder meer Bruno Tobback, dat het Koningshuis geen macht meer heeft. Hij bleef het in een uitermate eentonige uitzending van Ter Zake herhalen: Het Koningshuis heeft geen macht meer, staat boven de partijen, men moet daar geen sprookjes over vertellen. Het Koningshuis heeft geen macht maar kan wel een land samenhouden - je moet het maar durven verkopen. Het nerveuze lachje waarmee Bruno zijn onzekerheid trachtte te verbergen, maakte duidelijk dat hij zelf niet geloofde wat hij zat te vertellen. De vraag is derhalve wie de grootste neus heeft: Pinocchio of Brunocchio. 


Links:


* Kees van Kooten als H.J. Bussink: http://www.youtube.com/watch?v=_l8brzOmEls