zondag 25 mei 2014

Stemmen (in je hoofd)





Verkiezingskoorts (3)

Zoals het lichaam ontwenningsverschijnselen vertoont wanneer het een aangename gewoonte moet opgeven, zo vertoont het ook rare kuren als het tot onbekende handelingen wordt gedwongen. Voor mij is stemmen zo'n handeling. Dagen voor de stembusgang, loop ik al rond met de angst dat het hopeloos mis zal gaan. Vroeger, in de tijd van het rode potlood, was er niets aan de hand. Je kreeg een stembiljet en een potlood, en niemand kon controleren wat je uitspookte achter dat gordijn. Bovendien ben ik opgegroeid in Nederland, waar stemmen niet verplicht is. Als het misgaat, doe je gewoon of je neus bloedt. Maar in België moet je in dat geval om hulp roepen, want stemmen is een burgerplicht en wie daaraan verzaakt, hangt mogelijk een zware straf boven het hoofd. Goed, hier en daar lees ik dat verzakers niet zullen worden vervolgd, maar dat kan evengoed een poging zijn om mensen in de val te lokken: boetes spekken immers de staatskas. Mij maken ze niks wijs. 

In laatste uren, minuten, seconden probeer ik mezelf voortdurend gerust te stellen: Ach, in het verleden is alles toch steeds goed gegaan? Maar dan snauwt dat stemmetje in mijn hoofd weer: Ja, maar toen werd er gestemd met dat rode potlood, begrijp dat nou! En bovendien: het verleden biedt geen enkele garantie voor de toekomst. Eerder het tegendeel: Het gaat met zo'n elektronische stemming gegarandeerd een keer fout, en hoe langer het goed gaat, hoe groter de zekerheid wordt dat uitgerekend jij het slachtoffer zult zijn.

De angst voor elektronica, hangt volgens sommigen samen met het verlies aan autonomie dat je als individu ervaart. Als kiezer ben je overgeleverd aan de grillen van de apparatuur die voor jou het werk doet. De angst is groter naarmate de vertrouwdheid met de apparatuur kleiner is. Het besturen van een auto blijkt statistisch gevaarlijker dan het reizen per vliegtuig, maar de automobilist heeft het idee dat hij de situatie (letterlijk) in de hand heeft. Hoog in de lucht, boven de wolken, zit je gevangen in een vreemde kooi waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Het gaat niet vaak mis, maar als het mis gaat, gaat het faliekant mis.

Dat is natuurlijk precies het idee waarvoor ik bang ben: Ik zie me daar staan, gevangen achter het gordijn, starend naar de computer die dienst weigert. Je staat daar, verstijfd van schrik, als een konijntje voor een lichtbak. Om hulp roepen is eigenlijk ook geen optie, want je zult op z'n minst een reprimande krijgen. Of nog erger: Men zal medelijden met je hebben. Men zal je hoofdschuddend aanstaren en je met een kinderstemmetje uitleggen hoe het een en ander in zijn werk gaat (Ach, lukt het niet, kom maar, het is heus niet zo moeilijk hoor!). En dan zul je zien dat je de uitleg niet begrijpt.

Maar goed, ik heb gisteren gestemd. Het viel inderdaad reuze mee. Maar dat is natuurlijk slechts uitstel van executie: de volgende keer gaat het gegarandeerd fout. 


donderdag 15 mei 2014

De Oneindige Bibliotheek




# De echo van de oerwereld

Als kind heb ik een tijdje in de veronderstelling verkeerd dat alle talen verschillend werden gesproken, maar hetzelfde werden geschreven. Ooit was de taal voor eens en voor altijd op schrift vastgelegd, zo redeneerde ik, maar al babbelend waren we steeds verder van de oorsprong afgedwaald. Dezelfde gedachte lijkt mensen parten te spelen wanneer ze - bijvoorbeeld op straat - worden aangeklampt door iemand die geen Nederlands (of enige andere bekende taal) spreekt. Hoe leg je zo iemand uit waar het gemeentehuis is? Velen hebben de neiging om lang-zaaam en zeer na-druk-kelijk te gaan spreken. Het is een aantrekkelijk idee om te denken dat alle talen niet meer dan verbasteringen zijn van een oertaal waarvan we allemaal de echo horen weerklinken, indien de woorden maar duidelijk genoeg worden gearticuleerd. 

Bij het verklaren van woorden is het populair om de semantische geschiedenis van woorden in omgekeerde richting te volgen, en daarbij een grotere waarde toe te kennen aan oudere betekenissen. Grieks en Latijn staan daarbij in hoog aanzien. Maar sommigen willen nog verder gaan en dat heeft geleid tot reconstructies als het Proto-Indo-Europees, de hypothetische voorouder van alle Indo-Europese talen. We zijn dan al voorbij de Toren van Babel, die leidde tot de verspreiding der volkeren en de onderlinge onverstaanbaarheid van hun talen. In de morosofie, de waanwijsheid, zijn fabelachtige theorieën omtrent de oorsprong van het verschijnsel taal, zoals de theorie dat de menselijke taal zijn oorsprong zou vinden in het gekwaak van kikkers. Het allereerste spoor van taal was waarschijnlijk een betekenisloos geluid dat weergalmde in de eindeloze leegte van de stilte. 

# De Bibliotheek van Babel

Het is natuurlijk een illusie dat men ooit het taalkundige nulpunt zou kunnen bereiken, reconstructies van prototalen zullen altijd hypotheses blijven. De ongeveer 7000 talen die vandaag de dag nog als moedertaal worden aangeleerd, vormen slechts een fractie van het de talen dat ooit hebben  bestaan, in gesproken dan wel gekrabbelde vorm. In zijn verhaal La Biblioteca di Babel (De Bibliotheek van Babel) geeft de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges een beschrijving van een imaginaire bibliotheek die alle boeken bevat die ooit hebben bestaan. Het verhaal begint (in de vertaling van Barber van de Pol) als volgt:

“Het heelal (dat anderen de Bibliotheek noemen) bestaat uit een onbepaald en misschien oneindig aantal zeshoekige galerijen, met in het midden immense luchtkokers die zijn omringd door zeer lage balustrades. Vanuit iedere zeshoek zijn de lagere en hogere verdiepingen te zien: eindeloos”.

Jorge Luis Borges
Het gaat in dit verhaal dus enkel over boeken, over geschreven taal, de meeste talen die bestaan of ooit hebben bestaan werden niet geschreven, enkel gesproken. Men zou waarschijnlijk door de eindeloze luchtkokers moeten vallen om de resonantie op te vangen van de oneindige woordenrijkdom van alle ooit gesproken talen. 

Talen ontstaan uit andere talen, woorden wippen over van taal naar taal. Betekenissen ontstaan niet in een vacuüm, woorden ontlenen aan hun linguïstische context, aan de dwarsverbanden in de oneindige bibliotheek: hun betekenis verschilt van de betekenissen die ze ooit gehad hebben, en ook van de betekenissen die ze in de toekomst zullen aannemen. Betekenis ligt dus nooit vast, is een proces dat zich niet laat betrappen (1). Maar als wij slechts een fractie kennen van alle woorden, en alle betekenissen die hebben bestaan en ooit zullen bestaan, roept dit de vraag of de betekenissen niet volkomen willekeurig zijn. Zijn de dwarsverbanden die wij leggen in de oneindige bibliotheek door ons bedacht, of beantwoorden ze aan dieperliggende, reëel bestaande structuren. Anders gezegd: ontdekken wij een orde in de woordenbrij, of leggen wij deze orde op? 

# De Chinese Encyclopedie

Laten we even terugkeren naar Borges. In een essay uit 1942, El Idioma analitico de John Wilkins, beschrijft hij een alternatieve taxonomie (indeling) van het dierenrijk, die volgens Borges bij toeval door Wilkins is ontdekt in een Chinese encyclopedie, getiteld Emporio celestial de conocimientos benévolos, wat men enigszins vrij zou kunnen vertalen als De hemelse warwinkel van welwillende wijsheid. Volgens de encyclopedist kan het dierenrijk worden verdeeld in dieren (2): 

a) die de Keizer toebehoren,
b) gebalsemde,
c) tamme,
d) speenvarkens,
e) sirenen,
f) fabeldieren,
g) loslopende honden,
h) die in deze indeling voorkomen,
i) die in het rond slaan als gekken,
j) ontelbare,
k) die met een fijn, kameelharen penseeltje getekend zijn,
l) et cetera,
m) die juist een kruik gebroken hebben,
n) die uit de verte op vliegen lijken.


Michel Foucault schrijft, in het voorwoord van Les Mots et les Choses dat hij bij het lezen van de indeling spontaan in lachen uitbarstte. Dat zal misschien meerdere mensen zijn overkomen, maar het bijzondere was de reden voor Foucaults schaterlach: hier meende hij het ultieme bewijs aan te treffen voor zijn persoonlijke opvatting dat indelingen - zowel taalkundige als wetenschappelijke - berusten op willekeur. Immers: geen enkele westerling zou ooit een dergelijke indeling hebben kunnen bedenken, maar voor een Chinees klonk deze indeling blijkbaar volkomen aanvaardbaar, volkomen 'rationeel'. Een indeling als deze bewees, in de ogen van Foucault, dat ook aan de befaamde Westerse rationaliteit irrationele aannames ten grondslag liggen. Rationaliteit is, anders gezegd, niet meer dan Westerse irrationaliteit. 

M.C. Escher - Waterval
# Onmogelijke werelden

Wat Foucault ontging, was dat het essay van Borges een hoax was, een verhaal verkleed als essay. De indeling was ontsproten aan het brein van Borges, niet dat van een Chinese encyclopedist. Als er al iets uit het 'essay' van Borges valt af te leiden, staat dit haaks op wat Foucault (en zijn volgelingen) eruit menen te moeten afleiden. De historicus Keith Windschuttle noemt het gemak waarmee naoorlogse academici de authenticiteit van de indeling hebben aanvaard, een onweerlegbare aanwijzing voor het intellectuele verval binnen de academische wereld (3), met name binnen de menswetenschappen (waar Foucault het in de eerste plaats over had): het gemak waarmee Foucault Borges op diens woord gelooft, is een perfecte illustratie van het postmoderne geloof dat waarheid een 'social construct' is, een min of meer toevallig tot stand gekomen denkbeeld dat in een bepaalde historische en sociale context functioneert (totdat het wordt vervangen omdat het is uitgewerkt). 

Wat voor betekenis en waarheid geldt, geldt uiteindelijk ook voor de werkelijkheid: denken wordt in de zin van Foucault (en vooral diens volgelingen) niet langer het ontdekken van de werkelijkheid, maar het bedenken of construeren ervan. In die visie doet het eigenlijk niet ter zake of een alternatieve taxonomie authentiek is, dat wil zeggen: aangetroffen in een Chinese encyclopedie of niet. De historische context en het tijdstip worden enkel verplaatst: het was geen Chinese encyclopedist in een ver verleden, maar een Argentijnse schrijver in het hier en nu die de indeling op schrift stelde. 

Borges was zeer sterk geïnteresseerd in de relatie tussen taal en werkelijkheid (merk dat hij het heelal typeert als iets wat door anderen de Bibliotheek wordt genoemd) en onmogelijke voorstellingen, inclusief fabeldieren en imaginaire tijgers die door zijn gedichten liepen, waren bijna een persoonlijke obsessie. De werelden die hij beschrijft, doen op een bepaalde manier denken aan de onmogelijke werelden die door M.C. Escher werden getekend. Bij beiden gaat het om werelden die wel kunnen worden verbeeld, maar nooit ontdekt, omdat ze niet kunnen bestaan. In de eindeloze Bibliotheek (door sommigen het Heelal genoemd) zijn sommige trappen onbegaanbaar: wie ze tracht te beklimmen, valt in een koker van betekenisloosheid.  


Noten: 

(1) Iemand als Derrida leidt zijn theorieën omtrent het uitstel van betekenissen ook af van deze 'semantische stroom': woorden verwijzen voor hem niet naar enige buitentekstuele werkelijkheid ("Il n'y a pas de hors-texte"), maar enkel naar andere woorden; een betekenis ligt daardoor nooit vast.


zondag 11 mei 2014

Verkiezingskoorts (2) - De Ark van Tobback




I - Het verdriet van Links

Eén van mijn voorspellingen voor de komende verkiezingen was dat de socialisten beter zullen scoren dan verwacht. Ik beriep me daarbij op de ervaring dat kiezers in het stemhokje vaak gehoor geven aan de stem der gewoonte: ze stemmen bij voorkeur op de partij waarop ze in het verleden ook gestemd hebben. Er is nog een reden waarom ik in een (relatief) gunstig resultaat voor de socialisten geloof: ze zijn goed in verkiezingsretoriek. 

Jort Kelder
In een gesprek met de fractieleider van de PvdA, Diederik Samsom, wees journalist Jort Kelder (de man met de bretels) er op dat socialisten vaak rond verkiezingen pieken. "Jullie verleiden de kiezer door mooie beloftes te doen," aldus Kelder, "maar na de verkiezingen gaat jullie populariteit telkens weer razendsnel naar beneden omdat van al die mooie beloftes niets in huis komt." Veel beloven en weinig doen. Samsom, normaal niet op zijn mondje gevallen, zat er wat beteuterd bij. Natuurlijk sputterde hij tegen, maar Kelder had zijn huiswerk goed gedaan en wees op de resultaten uit de laatste decennia. Onder Wouter Bos, Job Cohen en Wim Kok was de partij telkens uit een diep dal geklommen ... en vervolgens weer even diep afgegleden. Kok hield het wat langer vol dan de anderen, overleefde zijn eerste ambtstermijn, maar daarna ging het compleet fout: Fortuyn grondvestte zijn imperium op de puinhopen van paars. Kelder voorspelde dat het onder Samsom niet anders zou gaan: de zege van Samsom zou een puinhoop worden. 

Vlak na de val van het kabinet (april 2012) was de PvdA in de peilingen tot onder de grens van 20 zetels gezakt, maar bij de verkiezingen (in september) kwam de partij uit op 38 zetels, een doorslaand succes. Uit figuur 1 valt af te leiden dat de winst in de laatste aanloop naar de verkiezingen werd geboekt: in de laatste vier weken klom de PvdA  van 16 naar 38 zetels. Het was de retoriek van Diederik Samsom die het 'm deed. Inmiddels (ruim anderhalf jaar later) is de partij in de peilingen teruggezakt tot een historisch minimum van 12 zetels.


Ook elders lijken de socialisten een abonnement te hebben op het jojo-effect. De populariteit van Hollande (what's in a name) begon onmiddellijk na zijn verkiezing te kelderen en zit twee jaar later op een historisch minimum. Maar het beste voorbeeld is wellicht Tony Blair. De landslide, de verpletterende overwinning die hij in 1997 behaalde, wordt door velen tegenwoordig gezien als een vergiftigd geschenk, het ergste wat  Labour kon overkomen: er werd veel meer van de partij verwacht dan zij te bieden had. Blair dankte zijn overwinning volgens commentatoren aan het neoliberale beleid van Margaret Thatcher; zij had een aantal onpopulaire maatregelen getroffen die vooral in het noorden van Engeland en in Schotland pijnlijk werden gevoeld. Men hoopte dat Blair een krachtig relancebeleid zou starten, maar onder Blair zakte het Verenigd Koninkrijk enkel verder weg, ook het Noorden van Engeland, ook Schotland. Het verleidde de voorzitter van het extreemlinkse Rood tot een artikel in Knack getiteld Don't blame Maggie: het  grote verdriet van links

II - Na ons de zondvloed

Natuurlijk zijn socialisten niet de enigen die met mooie beloftes naar de kiezer stappen, alle politici maken zich daar schuldig aan, maar socialisten beheersen het spelletje beter (en zijn er ook wat brutaler in). Waar ze ook goed in zijn, is het zaaien van angst en verwarring. Een wonder is dat niet, schone beloftes en onheilsprofetieën horen bij elkaar. De Bijbel eindigt met de Openbaring van Johannes, een Apocalyptische onheilstijding waarin echter ook de belofte is vervat dat de gelovigen zullen worden gered. De socialisten hebben die  boodschap goed begrepen. Louis Tobback wist het verlies na het Agusta-schandaal voor zijn partij te beperken door de kiezer te waarschuwen voor wat hem te wachten stond indien de liberalen aan de macht zouden komen. Ze zullen uw pensioen afnemen! Zonder God is alles geoorloofd, schreef een groot auteur ooit. Zonder de Ark van Tobback zouden we allemaal verdrinken.

Er werd voorspeld dat deze verkiezingsstrijd de vuilste uit de geschiedenis zou worden. Hoewel de meeste slagen die worden uitgedeeld inderdaad onder de gordel zijn, is er van ware strijd amper sprake. De verliezers lijken zich bij hun nederlaag te hebben neergelegd en richten zich op het aanbrengen van zoveel mogelijk schade aan de verwachte winnaar. Het lijkt op het gedrag van een verslagen bokser die nog gauw even in het oor van zijn tegenstander bijt alvorens te worden uitgeteld. We worden voortdurend bestookt met onheilsboodschappen. Oudgedienden, vakbondslieden, militanten, bevriende journalisten,  acteurs, schrijvers, iedereen deed mee. En telkens is de boodschap: Pensioenen, uitkeringen, de index, ze gaan eraan. Het culturele leven - ook dat gaat eraan. En dat gaat zo al een jaar of twee. Het zou kunnen dat men het tegenoffensief om de opmars van de N-VA te stuiten te vroeg heeft ingezet. Dreigementen zijn als batterijen, ze hebben een beperkte levensduur, en net nu het er op aankomt, lijken de batterijen leeg. 

Maar er is natuurlijk ook iets anders aan de hand. De maatschappelijke strijd gaat nog steeds tussen links en rechts (lees er de internetfora maar op na), maar de strijd om de gunst van de kiezer wordt vooral op de vleugels uitgevochten. Het antwoord van Tobback (en ook van iemand als DeMeester, de voorzitter van Rood) op het verdriet van links, was uitgerekend een ruk naar links: de zogenaamde Derde Weg van mensen als Blair en Schröder (en Steve Stevaert) was een doodlopende weg, het socialisme moest weer echt socialistisch worden, echt links. Maar waar Bruno naartoe wilde, zat de PVDA+ al, en die partij lijkt de Sp.a nu de nodige kiezers af te snoepen. Hoe bestrijd je een echt linkse partij, als socialist

Bruno kan natuurlijk niet gaan roepen dat de communisten niet deugen, daarvoor zijn de overeenkomsten tussen beide partijen te groot: hoofddoekjes, vermogensbelasting, de magische één procent die financieel moet worden uitgekleed in het belang van de gemeenschap, Bruno en Peter zingen voortdurend hetzelfde liedje. Misschien moet Bruno maar eens gaan praten met Diederik Samsom: de steile opgang van zijn socialistische partij, ging gepaard met een afgang voor de echt linkse partij van Emile Roemer. Halverwege week 36, ruim een week voor de verkiezingen, kwamen zij elkaar tegen, op een procent of 23. Daarna bleef Diederik stijgen, en ging Emile de Dieperik in. 

dinsdag 6 mei 2014

Verkiezingskoorts - (1) De stem der gewoonte




Wie een naam als waarzegger wil ophouden, dient zijn voorspellingen zo te formuleren, dat ze nooit door de feiten kunnen worden weersproken. Ik vroeg laatst aan een astroloog wie het komende WK in Brazilië gaat winnen. Het antwoord bevatte allerlei geheimzinnige uitspraken over gunstige constellaties - vooral driehoeken schenen belangrijk te zijn. Het team met de meeste driehoeken zou vast en zeker winnen. Hij zou het thuis nog eens rustig moeten bekijken, het trekken van zulke ingewikkelde horoscopen vergde immers tijd. Achteraf zal hij zeker zeggen dat, zoals voorspeld, het team met de meeste driehoeken heeft gewonnen.

Ik krijg die eenvoudige regel maar niet onder de knie. Met Kerstmis voorspelde ik - tussen de hapjes en glazen wijn door - dat de N-VA tussen de 25 en 30% zou uitkomen, de CD&V tussen de 20 en 25%. Het verlies voor de Sp.a zou naar mijn verwachting veel kleiner uitvallen dan verwacht; ik voorspelde een resultaat tussen de 18 en 20%. Dergelijke voorspellingen zijn natuurlijk veel te precies en  voorlopig ziet het er naar uit dat ik op 25 Mei een mal figuur zal slaan, althans als waarzegger. Toch geloof ik nog steeds dat mijn voorspellingen zullen uitkomen.

Ik doe mijn voorspellingen op grond van ervaringen uit het verleden. Eén van die ervaringen is dat voorspelde verschuivingen bij de kiezer een conservatieve reflex veroorzaken: angst voor het nieuwe, voor verandering. Voor verliezende partijen valt de schade daardoor mee, voor winnende partijen wacht de zogenaamde 'verkiezingsnederlaag': men heeft stemmen gewonnen, maar niet zoveel als verwacht. Bij de laatste kamerverkiezingen in Nederland stonden de PVV (van Wilders) en de uiterst linkse SP (van Roemer) in de peilingen lange tijd op ruime winst, maar op de avond van de verkiezingsdag, stonden ze plots met lege handen: de kiezer durfde het blijkbaar niet met ze aan en koos conservatief-rechts en conservatief-links. In België wist de SP (van Tobback) na het Agustaschandaal in 1995 de schade te beperken. Dit succes werd geweten aan de trouw van de socialistische kiezer.

We weten allemaal hoe moeilijk mensen van opvatting veranderen. Een eenmaal ingenomen standpunt, wordt zeer ongaarne verlaten. Ook in de politiek is dat zo. De schrijver Karel van het Reve heeft eens (ik herinner me niet precies waar) geschreven over zijn trouw aan de partij van Joop den Uyl, de PvdA. Karel kwam uit een rood nest en kende Joop persoonlijk: Karel was professor Russische taal en letterkunde en Joop was een belezen man, als ze elkaar tegenkwamen wisselden ze vaak leeservaringen uit. Hoewel Karel zich niet langer in het linkse gedachtegoed van de sociaaldemocraten kon verenigen, en zich steeds voornam om op een andere partij te stemmen, kleurde hij eenmaal aangekomen in het stemhokje toch het vakje rood achter de naam van Joop den Uyl. De stem der gewoonte.

Hans van Mierlo
Ik ken het verschijnsel ook. Opgroeiend in Nederland, kwam ik via de charismatische politicus Hans van Mierlo, mede-oprichter van D66, tot zoiets als een politiek besef. Van Mierlo had een frisse kijk op de politiek, zo wilde hij het kiessysteem veranderen, zodat we niet langer op afzonderlijke partijen, maar op (mogelijke) regeringscoalities zouden kunnen stemmen. Daar zag ik wel wat in. D66 had ook iets rebels: Nederland was een driestromenland (CDA/VVD/PvdA) en D66 presenteerde zich als het redelijke alternatief. Ik wilde graag redelijk rebels zijn. In de loop der jaren dreef de partij - onder mensen als Jan Terlouw en Thom de Graaf - steeds verder af van de oorspronkelijke beginselen, maar ik bleef trouw op de partij stemmen. Bovendien kwam Van Mierlo van tijd tot tijd terug om orde op zaken te stellen. Na diens dood en de definitieve machtsgreep van Pechtold brak er echter iets. Het komt waarschijnlijk nooit meer goed tussen mij en de partij.

Voorlopig lijkt de N-VA gebetonneerd (zoals De Morgen het typeerde) boven de 30%, terwijl de CD&V geen vat lijkt te krijgen op de kiezer en het voor de Sp.a watertrappelen is geblazen, met de handjes op de rug: de partij dreigt namelijk definitief kopje onder te gaan. Niettemin denk ik dat op 25 Mei, in het verkiezingshokje, het elektronische potlood in veel gevallen naar de oude vertrouwde partij zal wijzen. Zij die voor verandering hebben gepleit, zullen het op het beslissende moment niet aandurven met De Wever, zij die het huidige beleid moe zijn, zullen alsnog toegeven aan de conservatieve reflex. Uiteindelijk regeert in de politiek vooral de angst.