dinsdag 18 september 2018

Anneke Grönloh - Moge het zand voor eeuwig blijven branden


Anneke Grönloh: 
Moge het zand voor eeuwig blijven branden

In een van haar romans, beschrijft Virginia Woolf wat er gebeurt nadat iemand het gerucht heeft opgevangen dat de kroonprinses tussen het winkelende publiek is opgemerkt. Het gerucht verspreidt zich, van straat naar straat, van wijk naar wijk, als rimpelingen die zich in concentrische cirkels over een wateroppervlak verspreiden. Hoewel niemand weet waar de prinses was op een bepaald tijdstijd, denkt iedereen zeker te weten dat hij of zij een glimp van haar heeft opgevangen.

Ik heb het zelfde meegemaakt, op ongeveer tienjarige leeftijd, in mijn woonplaats Son en Breugel, vlak boven Eindhoven. Er gingen geruchten dat de beroemde zangeres Anneke Grönloh zich in onze woonplaats zou vestigen. Iedereen meende te weten welk huis ze op het oog had (ik zie het zo weer voor me) en iedereen meende ook een glimp van haar te hebben opgevangen, ook ik. Als ik aan haar denk, denk ik niet alleen aan dat huis, maar ook aan de veelkleurige kaftan jurk waarin ik haar had gesignaleerd, uiteraard in de winkelstraat, in het voorbijgaan, vluchtig maar heel duidelijk.

Waarschijnlijk was het pure fantasie. Anneke Grönloh was op dat moment de populairste zangeres van Nederland en op platenhoezen en op de talloze foto's die de voorpagina's van tijdschriften sierden, werd ze vaak afgebeeld in veelkleurige Oosterse kledij. Anneke was immers geboren in Nederlands Indië, als dochter van een Nederlandse officier en een Indonesische moeder. Haar vader werd nog voor haar geboorte geïnterneerd door de Japanners en ook Anneke zou haar eerste jaren doorbrengen in een zogenaamd jappenkamp. Pas na de oorlog zou het gezin worden herenigd, in Nederland. Het gezin vestigt zich in Eindhoven.

Reeds als kind treedt ze op, maar de zaak gaat pas aan het rollen als ze op het lyceum stadsgenoot Peter Koelewijn ontmoet. Peter fungeert bij optredens aanvankelijk als haar begeleider (met zijn bandje The Rockets), maar als hij in 1960 plots een megahit scoort met Kom van dat dak af, worden de rollen omgekeerd: Peter wordt de frontman en Anneke wordt achtergrondzangeres. Peter groeit in die dagen snel uit tot één van de belangrijkste platenproducers van Nederland, maar gek genoeg beleeft Anneke haar grote doorbraak twee jaar later aan de hand van diens voornaamste concurrent, Johnny Hoes. Hoes vertaalt voor haar een Duitse hit, Heisser Sand, en met Brandend Zand staat Anneke drie maanden achtereen op nummer 1 in de hitparade.

De tekst van Brandend zand is op het eerste oog een beetje duister:

Brandend zand en een verloren land
En een leven vol gevaar
Brandend Zand berooft je bijna van 't verstand
En dat alles komt door haar

Het vervolg maakt echter veel duidelijk:

Zwarte Dino, jij wou Nina
die met Rocco was verloofd
En toen Rocco werd gevonden
Werd jouw onschuld niet geloofd

De tekst (bijna een letterlijke vertaling van de oorspronkelijke Duitse tekst) gaat dus over een passiemoord: een verliefde jongeman, Dino, heeft een liefdesrivaal uit de weg geruimd en sloeg vervolgens op de vlucht, om te ontsnappen aan het gerecht (en de wraak van de familie van het slachtoffer). Het brandende zand en het leven vol gevaar verwijzen vermoedelijk naar het vreemdelingenlegioen: het toevluchtsoord bij uitstek voor dit soort jongemannen.

Naar alle waarschijnlijkheid gaat de tekst terug op één van de vele Zuid-Europese volkslegendes over een liefdesdrama dat uitloopt op moord en doodslag. Om dit te benadrukken, lieten de auteur en componist van de oorspronkelijke versie, Kurt Felz en Werner Schaffenberger, voor de uitvoering hun keuze vallen op de Italiaanse zangeres Mina (wier accent extra werd benadrukt). In dit soort legendes is doorgaans sprake van een vrouw die diverse minnaars het hoofd op hol brengt en uiteindelijk loopt het voor iedereen slecht af, ook voor de vrouw, die in het beste geval wordt uitgehuwelijkt aan een veel oudere man maar vaker nog in de prostitutie terecht komt. Het slot van Brandend Zand lijkt daar voorzichtig op te alluderen:

In de haven van Marseille
danst jouw Nina nu voor geld
slechts de golven zingen zachtjes
wat van Dino wordt verteld

Brandend Zand bereikte in meerdere landen de eerste plaats. Precieze cijfers uit die periode zijn moeilijk te achterhalen (de hitparade was in 1962 feitelijk nog natttevingerwerk, de officiële Top 40 die was gebaseerd op verkoopcijfers bestond nog niet), maar naar schatting werden er wereldwijd tussen de 3 en 3,5 miljoen exemplaren van Brandend Zand verkocht. Ook in Indonesië, Singapore, Maleisië, België en Duitsland werd Anneke Grönloh dankzij het nummer een megaster (*1). Met titels als Soerabaja, Cimeroni en Paradiso scoorde ze nog diverse grote hits, maar het succes van Brandend Zand zou ze nooit kunnen evenaren. Het nummer blijft haar achtervolgen en gaandeweg wordt ze in de herinnering meer en meer een one hit wonder, de zangeres van die ene grote, allesoverheersende hit. Een tijdlang wil ze daarom Brandend Zand niet meer zingen tijdens optredens, maar uiteindelijk komt ze daar op terug: in de jaren '90, bij haar zoveelste comeback, neemt ze het nummer weer op in haar set list. Ook bij haar officiële afscheid in 2015 laat ze het zand nog één keer branden.

R.I.P. Anneke

Moge het zand voor eeuwig blijven branden



Noot:

* (1) In Maleisië had ze nog voor Brandend Zand een hit met het nummer Asmara, dat maandenlang op nummer één stond, maar in Nederland amper werd verkocht. Het nummer markeerde het begin van haar grote populariteit in het verre oosten, waar ze hits scoorde met nummers die in Nederland vaak compleet onbekend bleven. Ze had ook twee nummer 1-hits in het voormalige Joegoslavië met in het Servisch gezongen versies van haar Nederlandstalige hits




vrijdag 15 juni 2018

De Bril van de Verbeelding



Als kind las ik een stripverhaal dat op mij een geweldige indruk maakte. Ik herinner me niet wie de tekenaar of de auteur was en weet ook niet of de strip was gebaseerd op een bestaand literair werk in het SF-genre. De strip vertelde het verhaal van een man die een teletijdmachine had uitgevonden. Er zijn veel van zulke verhalen, maar dit verhaal was heel bijzonder. De uitvinder maakte een reis naar de toekomst, en kwam uit in … niets. Er stonden afbeeldingen bij de tekst en op de laatste afbeelding zag je hem zitten, in een grote witte leegte. De tekst zei zoiets als: En daar zat professor Huppeldepup helemaal alleen in het grote niets, te wachten tot zijn eigen tijd hem had ingehaald.

Het verhaal greep me aan omdat de situatie me heel goed voorstelbaar leek. De toekomst bestond immers nog niet, dus wie naar de toekomst reisde kwam nergens terecht, in een groot niets. Deze opvatting over de tijd, is de voorstelling die we ons waarschijnlijk allemaal maken. Het is een beeld waarbij de tijd is opgedeeld in verschillende eenheden, verleden, heden en toekomst. In die voorstelling is de tijd een soort rijdende trein, bestaande uit afzonderlijke compartimenten. Het compartiment van het verleden hebben we reeds doorlopen, we bevinden ons nu in dat van het heden, en we zijn op weg naar het compartiment van de toekomst.

Op weg naar de toekomst
De natuurkundige en filosofe Sylvia Wenmackers heeft sinds enige tijd een vragenrubriek, en dit was één van de vragen die haar werden voorgeschoteld: Gaan wij naar de toekomst of komt de toekomst naar ons toe?

We spreken van de tijd die voorbijraast of de tijd die rijdt als een trein of stroomt als een rivier, maar dat zou inhouden dat de tijd los van ons bestaat. We zouden, als het ware, kunnen plaatsnemen aan de oever van de rivier, en kunnen zeggen: Kijk, daar stroomt de tijd. Maar dat gaat niet: we kunnen ons niet losmaken van de tijd, de tijd niet isoleren. Als de tijd stroomt, stromen wij mee. Dat lijkt het antwoord op de bovenvermelde vraag te beslissen in het voordeel van de eerste optie: de tijd neemt ons mee naar de toekomst. Maar dat roept de vraag op waar die toekomst zich bevindt. Als we zeggen dat we ergens naartoe gaan, betekent dat immers doorgaans dat we naar een andere plaats gaan. Is de toekomst ergens anders? Nee, de toekomst is hier, maar: niet nu. De toekomst is in de toekomst.


De moderne natuurkunde, met name de relativiteitstheorie, heeft de klassieke begrippen van tijd en ruimte van de troon gestoten. In zijn speciale relativiteitstheorie schiep Albert Einstein een vierdimensionaal beeld waarin ruimte en tijd niet langer worden beschouwd als afzonderlijke entiteiten, maar deel uitmaken van één enkele entiteit,  genaamd ruimtetijd, die alle gebeurtenissen in het verleden, heden en toekomst in ons heelal bevat. De ruimte-tijd lijkt het weefsel van de werkelijkheid dat ons om-sluit en in-sluit: we zitten vast en toch bewegen we, en doordat we bewegen, beweegt ook wat stilstaat mee.  We kunnen ons niet vrijelijk in de tijd bewegen, maar wel in de ruimte, maar om ons in de ruimte te bewegen, is tijd nodig: in nul seconde kan ik me immers niet verplaatsen.

Hier is niet hier, maar daar. Waar? Ergens in de toekomst. De tijd zal het leren.

Een voortdurend heden: Tijd als durée
In de natuurkunde wordt tijd hoofdzakelijk gebruikt als variabele, waarmee prima te rekenen valt; er is wel de nodige losse informatie te sprokkelen over wat tijd is, maar wordt weinig specifiek onderzoek in die richting verricht (*1). Iemand die zich daar wel zeer intensief mee bezig heeft gehouden, is de filosoof Henri Bergson (1859-191). Hij maakte een onderscheid tussen het wetenschappelijke concept, dat voornamelijk de meetbare tijd analyseert, en de tijd zoals die door ons, subjecten, wordt ervaren. De scheiding die de oppervlakkige geest aanbrengt - zoals verleden, heden en toekomst - zijn het gevolg van de metingen waarmee de buitenwereld, met inbegrip van de tijd - wordt geanalyseerd; op een dieper niveau, aldus Bergson, wordt de tijd ervaren als een durée, in de letterlijke betekenis van het woord, een voortdurend heden waarin het verleden langzaam vervaagt en de toekomst zich  in de vorm van verwachtingen aftekent.

Bergson gebruikt zijn begrip 'duur' ook om de vrije wil te redden van het 'mechanische' wereldbeeld dat volgt, of lijkt te volgen, uit de visie waarbij de tijd niet duurt, maar wordt gezien als een reeks opvolgende gebeurtenissen die uit elkaar voortvloeien: het verleden ligt vast, gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden kunnen niet worden veranderd. Om echt nieuw te zijn, moeten de nieuwe gebeurtenissen zich voltrekken in de duur: er vindt, anders gezegd, wording plaats, anders zou het nieuwe slechts een voortzetting zijn van wat er altijd reeds was. Tijd is voor hem duurzame creatie, voortdurende schepping en wording, en deze duurzame wording, ziet Bergson als onze vrijheid.

Bergson schreef zijn belangrijkste werken in een tijd dat de inzichten van de moderne wetenschappen begonnen door te dringen, en zijn voor een deel een reactie daarop. Hij wilde voorbijgaan, of beter: voorbijzien aan het meetbare, aan de metingen die volgens hem het zicht op de diepere werkelijkheid vertroebelden. Zelfs de taal achtte hij ontoereikend:  het woord met zijn scherpe contouren, was onpersoonlijk, en verpletterde de subtiele en vluchtige, ongrijpbare indrukken van het individuele bewustzijn. Het kernidee is dat slechts les données immediates (*2) van het bewustzijn de diepste waarheden kunnen blootleggen.

Voorbij de grens
De houding van Bergson tegenover de taal, doet soms denken aan de denkbeelden van die andere filosoof, Ludwig Wittgenstein (1989-1951). Wittgenstein had feitelijk heel andere bekommernissen, maar stuitte ook op dit spanningsveld tussen taal en kennis. Van hem is de uitspraak: De grenzen van mijn kennis, zijn de grenzen van mijn taal. Die gedachte werd door hem vereeuwigd in de beroemde slotzin - wellicht de meest becommentarieerde uitspraak van de moderne filosofie - van zijn hoofdwerk, Tractatus Logico Philosophicus:

"Alles wat gezegd kan worden, kan duidelijk worden gezegd, en waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen." (*3)

Let wel: Wittgenstein legde de grens dus bij de taal, niet bij het denken, dat omvatte meer, en om überhaupt een grens te kunnen trekken, moesten beide zijden van deze grens worden ervaren. Die gedachte vertoont raakvlakken met de inzichten van Bergson. De vraag die zich dan aandient, is echter: Hoe geraken we voorbij die grens? Wittgenstein dacht aan de mystieke ervaring als omgang met datgene waarover niet valt te spreken, Bergson wijdt honderden pagina's aan zijn données immédiates, en verzekert ons dat we langs intuïtieve weg de wereld metafysiek kunnen leren kennen, maar hoe we precies tot die kennis komen, of wat die kennis eventueel inhoudt, blijft mistig.



Vallen in de tijd
Als mensen geconfronteerd worden met een theorie die zij niet goed kunnen bevatten, is een veelgehoorde vraag: Hoe moet ik mij dat voorstellen? De mens wil de dingen altijd zien, maar sommige zaken, bijvoorbeeld op subatomair niveau, zijn nu eenmaal zo klein, dat ze zelfs met de sterkste microscopen niet zichtbaar kunnen worden gemaakt. Ook de tijd kan als zodanig niet zichtbaar worden gemaakt. Op dat punt, is alleen de speciale bril van de verbeelding toereikend.

In De Metaforenmachine en beschrijft de psycholoog Douwe Draaisma het belang van metaforen voor onze kennisverwerving. Het brein is een beeldenfabriek, en de metafoor is één van de krachtigste hulpmiddelen van het voorstellingsvermogen. In dit artikel heb ik diverse metaforen gebruikt en Draaisma gebruikt zelf ook een metafoor als hij het belang van metaforen verklaart door te stellen dat de metafoor dient als een scharnier tussen het nieuwe en het vertrouwde. De metafoor introduceert het nieuwe door te wijzen op analogieën met wat we reeds weten. Op die manier wordt het vreemde al iets minder vreemd. De werking is gedeeltelijk psychologisch: de metafoor voelt aan als een zielsverwant aan wiens hand we het onbekende betreden. Vandaar dat we allemaal graag op metaforen terugvallen, ook de natuurkundigen onder ons. Sylvia schrijft:

""Mij spreekt het beeld dat we met ons gezicht naar het verleden gericht achterwaarts naar de toekomst toe vallen, omdat we ons het verleden herinneren en de toekomst niet (wat te maken heeft met de pijl van de tijd). Maar het is ook niet meer dan dat: een mooie metafoor."

Inderdaad, een prachtig beeld. Maar beelden, en zeker metaforen hebben soms een vreemde bijwerking. Wat mij vooral trof bij deze metafoor, was het beeld van de vallende vrouw. Het is alsof de vrouw valt in de tijd. Vallen in de tijd, als dat mogelijk was, zou je dan ook uit de tijd kunnen vallen? De vraag voerde me plots terug naar mijn vroege jeugd, naar een programma genaamd Comedy Capers. Daarin zag ik eens een kort fragment op van een man die boven hemel en aarde zweefde, hangend aan de wijzers van een klok. Dat beeld greep me aan, even sterk als het beeld van de professor, die de tijd achter zich had gelaten en nu in het niets moest wachten. Ik keek telkens naar het programma, in de hoop meer van het filmpje te zien, maar het keerde nooit terug. Pas jaren later ontdekte ik wie deze bungelende man was.

Vallen uit de tijd : Harold Lloyd
Harold Lloyd is een filmacteur uit het stomme tijdperk. Hij is vooral bekend vanwege zijn gewoonte om zijn eigen stunts uit te voeren, ook al waren ze uiterst riskant. In 1919 verloor hij op de set de duim en wijsvinger van zijn rechterhand, maar dat weerhield hem er niet van om vier jaar later zelf  aan een torenklok te gaan hangen in de film Safety Last! (*4). De stunt leverde één van de meest iconische beelden op uit de filmgeschiedenis: de gebrilde Harold Lloyd, hangend tussen hemel en aarde, zich vastklampend aan de wijzers van een klok.

Voor zover ik heb kunnen achterhalen, had Lloyd  geen speciale bedoelingen met dit beeld, maar bij het zien van de scène is de gedachte dat hier iets wordt meegedeeld over tijd en ruimte bijna onweerstaanbaar: de bungelende Lloyd lijkt niet alleen de zwaartekracht te tarten,  maar ook de tijd op de proef te stellen. Hij hangt aan de wijzers van de klok maar die dreigen te bezwijken onder zijn gewicht; op een bepaald moment komt de wijzerplaat los van het raamwerk, alsof de zwaartekracht niet alleen grip heeft op Lloyd en de klok, maar op de tijd zelf, en op het punt staat om het weefsel van de werkelijkheid uiteen te rukken.

Waar zou Lloyd terecht zijn gekomen als hij was gevallen? Op straat? Of zou hij zijn verdwenen, niet alleen uit de scène, of de film, maar ook uit de tijd? Of zou hij zijn uitgekomen bij Professor Huppeldepup, in een grote witte ruimte, waar de tijd nog niet is aangeland? Zo'n ruimte bestaat misschien niet, maar kan wel zichtbaar worden gemaakt, met de bril van de verbeelding.

Een kort fragment (ongeveer 1:30) van Safety Last. Kijk en huiver ...



Langer fragment (7:30), voor de liefhebbers:



- Speciaal voor Lies Jacobs, illustratrice. Ze liet zich voor haar eindwerk Illustratieve Vormgeving inspireren door het onderwerp 'de tijd'; voor mij was haar werk een inspiratiebron. 

Noten:

* (1) Zie voor een overzicht: Sylvia Wenmackers, Atoomklokken hebben hun beste tijd gehad 
* (2) De Franse term die Bergson gebruikt, données immédiates, wordt in de Nederlandse vertaling weergegeven als 'onmiddellijke gegevenheden'. Het idee achter de term is dat de gegevens rechtstreeks, dus zonder medium of tussenstation, beschikbaar zijn
* (3) In het Duits: Was sich überhaupt sagen lässt, lässt sich klar sagen, und wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen
* (4) De film kan in zijn geheel worden bekeken op You Tube: hier

Over Ruimtetijd:
George Musser, Wat is ruimtetijd? Eos wetenschap

Over Henri Bergson:
* Ger Groot: Bergsons Geniale Idee
* Carel Peeters, De Uitgerekte tijd van Bergson

Douwe Draaisma, De Metaforenmachine, een geschiedenis van het geheugen. Historische Uitgeverij, 1995