donderdag 30 mei 2013

Een hoofddoekje voor het bloeden




(Tekst naar aanleiding van de zg. Opheffing van het Hoofddoekenverbod in Gent)

Heel vroeger, toen ik nog klein ventje was (ik ben trouwens nog niet erg groot) sprak men van een 'potje voetballen'. De jeugd stroomde samen op een grasveld en voetbalde er op los. Dat is er nu niet meer bij, de Vlaamse infrastructuur voorziet nauwelijks in open ruimte, en wie eens een bal verkeerd richt, kan rekenen op een GAS-boete. Om die reden heb ik het potje voetballen maar vervangen door een dagelijks potje armworstelen op het forum van Knack. Ik lever commentaren bij opiniebijdragen, en vervolgens haalt de moderator die weg. Dat gaat zo een keer of drie vier, en vervolgens maak ik er een stukje van.

Gisteren was Bleri Lleshi aan de beurt, vandaag richtte ik mijn pijlen op ene Dajo De Prins. Ik had nog nooit van de persoon gehoord, maar zijn naam zei me dat hij een Nederlander was, alleen Nederlanders met een bepaalde achtergrond (geitenwollen sokken en zo) noemen hun zoon immers Dajo, nietwaar? Mis. Hij blijkt een Belg te zijn. De bijdrage van Dajo ging - zoals het gros van de opiniebijdragen dezer dagen - over de opheffing van het hoofddoekenverbod in Gent. De tekst van Dajo klonk me erg bekend in de oren. Een paar dagen geleden had ik een vergelijkbaar betoog gelezen op de site van Kif Kif, waarbij een desperate poging werd ondernomen om een onaangenaam neveneffect van de rood-groene coup in Gent te omzeilen. Wie islamitische symbolen, attributen of kledingstukken toelaat, moet natuurlijk ook symbolen, attributen en kledingstukken van andere geloofsovertuigingen en maatschappelijke stromingen toelaten. Niet alleen keppeltjes en kruisjes, maar ook kokardes, bedrukte T-shirts en veelkleurige puntmutsen. Eerlijk is eerlijk, we kunnen immers geen onderscheid maken (discrimineren) tussen groepen mensen. Ik las al ergens dat met dit besluit het cordon sanitaire de facto is opgeheven. Ik weet niet meer precies wie de schrijver was, maar hij zei er wel bij dat hij niet op de sportiviteit van Spa Rood en Spa Groen rekende: Wie toestaat dat er wordt gediscrimineerd op geslacht, zal er niet voor terugschrikken om te discrimineren op overtuiging. Ik vrees dat hij gelijk heeft.

Net als de schrijver op de site van Kif Kif, probeerde Gajo (of hoe heet hij ook alweer) uit te leggen dat een hoofddoek iets héél anders is dan een T-shirt.  Ik wees hem (en de lezer) op de overeenkomsten tussen zijn bijdrage en de bijdrage op Kif Kif. Het leek me allemaal vrij voorspelbaar: het wordt duidelijk dat men zichzelf in de voet heeft geschoten met deze opheffing, en tracht nu op onhandige wijze recht te praten wat krom is. Ik zei bij mezelf dat er de komende dagen nog veel van dit soort artikelen zouden verschijnen (ik reken toch minstens op Jantje Blommaert en Malle Ico), en stond er verder niet echt bij stil. Maar mijn reactie werd snel verwijderd, en dat maakte me achterdochtig. Wat ik al zo half en half vermoedde, werd na enig zoekwerk al snel bewaarheid: De Prins is gewoon gelieerd aan Kif Kif, hij is lid van de Raad van Bestuur. Nou zou dat als zodanig geen probleem zijn - in het maatschappelijk debat heeft immers iedereen recht van spreken - indien hij niet, op slinkse wijze, zou hebben gesuggereerd dat hij als onafhankelijk persoon reageerde. Ook mijn onthulling van de band met Kif Kif, werd tot twee keer toe weggehaald.

Mij doet het denken aan de goeie ouwe tijd van de Sovjet-Unie en de DDR. Daar verschenen vaak boze brieven in kranten, geschreven door verontruste burgers, waarin de regering werd aangespoord om waakzaam te zijn voor contrarevolutionaire krachten en desnoods keihard op te treden. Zulke brieven bleken bij naspeuringen steevast te zijn geschreven door trouwe partijleden of zelfs leden van het Kremlin. Er blijkt ook meer dan twintig jaar na de val van de muur niet veel veranderd. Je kunt lachen om de onhandige pogingen van zo'n malle Gajo (of hoe heet die Klojo) om zijn partijkaart en ware aard te verbergen, maar eigenlijk zijn het tekens aan de wand, writings on the wall. Het is al erg dat kranten en tijdschriften een podium bieden aan personen die (in letterlijke zin) geen tegenspraak dulden, maar het wordt angstaanjagend als diezelfde kranten hardnekkig forumbijdragen gaan censureren, waarin  deze lieden worden ontmaskerd. We zijn dan op weg naar het einde van wat de filosoof Karl Popper de Open Samenleving heeft genoemd. We krijgen dan een Gesloten Samenleving, dat wil zeggen een samenleving waarin een kleine elitaire bende bepaalt wat het volk mag weten. Om met een dezer dagen populaire formule te eindigen: Is dat de samenleving die we willen?

Wie is geïnteresseerd in het artikel van Dajo, kan dat hier lezen.

zaterdag 18 mei 2013

Hoe racistisch is België ?




Wie wil weten hoe de zaken staan in het hoenderhok, gooit best zo nu en dan een knuppel naar binnen. Hoe racistisch is België? Als we een krant als De Morgen of een tijdschrift als Knack mogen geloven, is de situatie in België bij de beesten af.  Er worden dagelijks huiveringwekkende verhalen van islamitische medeburgers afgedrukt waarin zij getuigen van de vernederingen die ze voortdurend moeten ondergaan. We hebben een speciaal Centrum dat zich voltijds bezighoudt met de problematiek van racisme en gelijke kansen, en als het aan Bert Anciaux ligt, gaat de regering speciale aandacht aan het probleem besteden. Een buitenstaander zou afgaande op deze informatie welhaast moeten concluderen dat België tot de meest racistische landen ter wereld behoort, een soort bananenkoninkrijk (nee, geen republiek) waar de gekleurde medemens zich amper op straat kan vertonen zonder door woeste horden te worden aangevallen.

De World Values Survey is internationale non-profit organisatie die zich bezighoudt met het in kaart brengen van de maatschappelijke inzichten die leven onder de wereldbevolking. Eén van de jongste publicaties betreft een studie naar de vraag hoe tolerant inwoners van de verschillende landen zijn voor personen met een ander dan het eigen kleurtje. Over een periode van drie decennia werden gerichte vragen gesteld aan inwoners van 80 verschillende landen, verspreid over de hele wereldbol. De afbeelding hieronder geeft schematisch de resultaten weer. Hoe roder hoe racistischer, hoe blauwer hoe toleranter. België is een beetje te klein voor de kaart (althans een kaart van deze afmetingen), maar gelukkig werd exact cijfermateriaal bijgeleverd.  Het is trouwens duidelijk, ook op deze kleine kaart, dat België in een blauwe zone ligt. 


België zit net niet in de allerbeste groep, een eliteklasje dat bestaat uit een twaalftal landen met een racismefactor die lager ligt dan 5%. Die landen zijn voornamelijk te vinden in (niet erg verrassend) Noord-West Europa, Oceanië, Noord-Amerika en (iets verrassender) Midden- en Zuid-Amerika. België zit in de tweede klas, in de groep landen met een racismefactor die ligt tussen de 5 en 10%. Het kan dus beter, maar het kan ook veel slechter: België scoort bijvoorbeeld beter dan Finland of Italië, en aanmerkelijk beter dan Rusland, China of Afrikaanse landen als Tanzania, Zimbabwe of Oeganda.

Bij dit soort onderzoeken rijst altijd de vraag hoe betrouwbaar ze zijn. Zoals gezegd was het onderzoek zeer uitgebreid, zowel in omvang als tijd. Duizenden mensen werden ondervraagd, en het onderzoek strekte zich over een dertigtal jaren uit. Dat laatste werd, vreemd genoeg, door sommigen gezien als een bezwaar: de resultaten zouden daardoor weinig vertellen over recente tendensen. Volgens de onderzoekers krijgt men op deze manier echter een evenwichtiger beeld en is men minder afhankelijk van de zogenaamde 'waan van de dag', zoals plotse oprispingen van vijandigheid jegens een bevolkingsgroep vanwege een incident dat zich heeft voortgedaan. Tendensen worden natuurlijk ook pas interessant indien ze zich over een langere periode doorzetten.

Ook werd geopperd dat racisme in Europa en Noord-Amerika dusdanig taboe is dat mensen hun ware aard zouden verbergen. Voor personen uit het Midden- of Verre Oosten zou dit niet, of althans in veel minder sterke mate gelden. Dat bezwaar lijkt iets meer hout te snijden. Tegelijkertijd dient men zich realiseren dat het gebrek aan dit soort inhibities een deel van het probleem is: we zijn in Europa waarschijnlijk minder racistisch omdat racisme taboe is. In landen waar racisme bon ton is, is de bevolking racistischer. In veel islamitische landen wordt haat tegen Westerlingen en (vooral) Joden via de media en het onderwijs actief gepropageerd (1), met alle gevolgen van dien: er zitten nogal wat islamitische landen in de klasjes met de slechtste leerlingen. De Derde Wereld doet het toch al erg slecht: Afrika, het Midden-Oosten, het Verre Oosten, het zijn blijkbaar geen oorden waar men als vreemdeling welkom is. Oost-Europa doet het globaal gezien slechter dan West-Europa. Opvallend is dat landen als Frankrijk en Venezuela slechter scoren dan men op grond van hun geografische ligging zou mogen verwachten.

Wat moeten we uit dit alles concluderen? In elk geval blijkt racisme een veel minder ernstige zaak dan de media en de politiek ons willen doen geloven. Nogmaals: het kan beter, maar er lijkt geen enkele reden te bestaan overheidsinstanties in het leven te roepen die zich speciaal met het probleem bezighouden. Ook reportages zoals die in De Morgen, waarin iemand als Bleri Lleshi wekelijks allochtone jongeren de ruimte geeft om uitgebreid hun beklag te doen, lijken geen enkele maatschappelijke realiteit te weerspiegelen. Als er samenlevingsproblemen zijn, dan lijkt het aandeel van racisme daarin tamelijk gering. De meeste onderzoeken die anders uitwijzen, zoals bijvoorbeeld het Enar rapport sur le racisme en Belgique of de OESO spannen de wagen voor het paard: ze stellen een achterstand (op diverse terreinen) van een allochtone bevolkingsgroep vast, en gaan er automatisch van uit dat racisme of discriminatie hiervan de oorzaak is. Ze gaan, anders gezegd, uit van datgene wat juist bewezen moet worden.

Ik geloof dat hier sprake is van de befaamde kloof tussen de politiek en de burger. Er bestaat een groeiende discrepantie tussen de visie van de traditionele politieke partijen (christendemocraten, socialisten, liberalen) en de meeste burgers over diverse zaken zoals Europa, cultuur, veiligheid, massa-immigratie en islam. De media hebben hierbij de zijde van de politiek gekozen omdat ze een gemeenschappelijk belang hebben: de instandhouding van een wereldbeeld (2). Het verschil in visie leidt tot spanningen en onvrede onder de bevolking, en die onvrede wordt gemakshalve gevangen onder de term 'racisme'. De politiek en de media hebben er alle belang bij om dit beeld in stand te houden, racisme is immers (zoals hierboven al aangegeven) één van de zwaarste taboes van onze samenleving. Als men erin slaagt om de onvrede van de bevolking te vertalen als zijnde racisme, heeft men zich in één moeite door het recht toegeëigend om de onvrede te negeren en zelfs de kop in te drukken. Racisme is immers het ultieme kwaad dat met alle mogelijke middelen mag (ja moet) worden bestreden.

De burger heeft het gevoel dat hem door de politiek en de media een samenleving wordt opgedrongen waar hij niet om heeft gevraagd, en dat roept - begrijpelijkerwijs - weerstand op. De meeste internetfora van Vlaamse kranten en tijdschriften zijn gesloten of worden drastisch gecensureerd, omdat de redacties worden geconfronteerd met hevige kritiek, onder meer op het gevoerde beleid. Op het forum van De Standaard kreeg een zekere Anka Coppens (the artist formerly known as Katrien De Groot) dagelijks honderden 'likes' (soms zelf meer dan 500), waaruit bleek dat haar bijdragen veel drukker werden gelezen dan de redactionele artikelen of opiniebijdragen van Tom Naegels of Marc Reynebeau. Nu hoefde je het niet altijd met de ongezouten meningen van Anka Coppens eens te zijn, maar het is duidelijk dat zij voorzag in een bestaande behoefte. Ik kan me voorstellen dat Tom en Marc bedroefd waren dat zo op deze manier werden afgetroefd, maar het forum sluiten lost waarschijnlijk weinig op. Het ongenoegen blijft bestaan (en Anka Coppens waarschijnlijk ook).

Uit het onderzoek van de World Values Survey blijkt dat België één van de minst racistische landen ter wereld is. Zoals ik hierboven heb aangegeven, wordt het beeld van de racistische Vlaming door politici (geholpen door de media) actief in stand gehouden, of zelfs versterkt, voornamelijk uit eigenbelang. Er staat heel wat voor ze op het spel: Gerrit Komrij heeft de generatie politici die op het punt staat om afscheid te nemen, getypeerd als de slechtste generatie uit de geschiedenis: geen enkele generatie politici heeft ooit een slechter rapport moeten overleggen. Anders gezegd: zij kunnen alleen verdergaan op de rampzalige weg die ze zijn ingeslagen, terugkeren op hun schreden houdt in dat ze hun eigen falen onder ogen moeten zien. De weerzin tegen het beleid neemt echter toe en de maatregelen die men treft om het verzet de kop in te drukken, lijken enkel een averechts effect te sorteren. De burger is de bemoeienissen met zijn privéleven door instellingen als het Centrum voor Gelijke Kansen en voor Racismebestrijding spuug- en spuugzat. Ook het beleid van organisaties die de belangen van allochtone burgers behartigen, lijkt enkel olie op het vuur te gooien.

Ik ken diverse moslims die niet worden gediscrimineerd - tenzij door die paar racisten - omdat ze daar geen enkele aanleiding toe geven: ze geven in houding, gedrag en kleding te kennen dat ze geen vooroordelen koesteren jegens andersdenkenden en vervullen hun maatschappelijke taak zonder morren of klagen. Het lijkt mij dat een dergelijke houding moet worden gepropageerd, ook door bovenvermelde organisaties. Het omgekeerde is echter waar: hoe asocialer een moslim zich gedraagt, hoe sterker men zich voor hem lijkt in te willen zetten. Zelfs een tot voor kort redelijk gematigde organisatie als Kif Kif stelt zich de laatste tijd steeds agressiever op, met een voorzitter die Philip Dewinter achterna gaat door een heel boek te schrijven dat is gericht tegen een bepaalde partij en bevolkingsgroep (de tekst van dat boek was ook nog gebaseerd op zijn doctoraat, je kunt tegenwoordig namelijk op sommige plaatsen afstuderen op haatproza). Wat denkt men daarmee te bereiken? Wie kiest voor de politiek van de botte bijl, kan niet rekenen op een uitgestoken hand. Wie de ander de rug toekeert, zal met de nek worden aangekeken.



Noten:

* (1) Zie hiervoor bijvoorbeeld: Hamed Abdel-Samad, De Ondergang van de Islamitische wereld, pag. 32-41. Hij schetst een (tamelijk angstaanjagende) beeld van de inhoud van hedendaagse Egyptische geschiedenisboeken die worden gebruikt op de basisschool en in het Middelbaar Onderwijs. Hamed abdel-Samad typeert dat beeld als volgt: "Het is een spagaat tussen een foutloze, glorierijke Islamitische geschiedenis die louter bloeitijden kende, en een slachtofferrol in de moderne tijd." Het beeld van de Westerse mens dat wordt geschetst, is dat van de wrede agressor, en dit beeld krijgt vorm in opeenvolgende hoofdstukken over diefstal van islamitische kennis (geneeskunde, wiskunde, filosofie, literatuur), de kruistochten en kolonialisme. daarna volgt steevast nog een hoofdstuk over de vestiging van de staat Israël, een gebeurtenis die wordt geïnterpreteerd als een Westerse samenzwering tegen de Islam en een voortzetting van het Westerse imperialisme.  

* (2) Dit wereldbeeld is mengeling van neomarxisme en cultuurrelativisme, overgoten met een postmodern sausje. Over de herkomst en ontwikkeling van dit wereldbeeld een andere keer meer. Voor alle duidelijkheid wil ik alvast stellen dat cultuurrelavisme iets anders is dan multiculturaliteit. Cultuurrelativisme behelst het idee dat culturen niet met elkaar vergeleken kunnen worden, omdat ze alleen op hun eigen merites, dat wil zeggen vanbinnenuit beoordeeld kunnen worden. Wie iets anders beweert, maakt zich volgens de cultuurrelativist schuldig aan etnocentrisme of cultuurchauvinisme. Men zegt dan bijvoorbeeld dat het Westers denken een 'dogma' is geworden.

woensdag 15 mei 2013

Sponzen en tweetaligheid




Voor- en nadelen van een tweetalige opvoeding

I

Enige tijd geleden zat ik in de trein tegenover drie meisjes van Turkse afkomst. Het gesprek werd gevoerd in het Turks, maar om de zoveel tijd sijpelde er een Nederlands woord of zelfs een Nederlandse zin doorheen. Dat ging dan van Ratatatatata krultang. Ratatatatatata getverderrie. Ratatatatata ziekenbriefje Ratatatatatata, is me dat even balen zeg. De ratatatata's waren natuurlijk aanmerkelijk langer dan de ziekenbriefjes en krultangen.

Ik begreep dat ze soms een Nederlands woord gebruikten omdat ze het Turkse equivalent niet kenden (of niet onmiddellijk bij de hand hadden). Ik heb het verschijnsel vaker aangetroffen bij Turkse jongeren: Ze groeien op in een tweetalige omgeving, waarbij in familiekring Turks wordt gesproken, en buiten de deur (school, uitgaansleven) vaker Nederlands. De Nederlandse woorden die binnendringen in de Turkse conversatie, zijn doorgaans woorden die specifiek met de Nederlandse bureaucratische cultuur te maken hebben (huursubsidie, voordeurdelers, ziekenbriefje etc.) of woorden die jongeren vooral onder elkaar gebruiken. Het Turks zal heus wel woorden en uitdrukkingen hebben die duidelijk maken dat iemand iets vies vindt, maar 'getverderrie', is onmiskenbaar Nederlands vies. En kun je in het Turks balen als een stekker? Ik denk het niet.

In de speciale Taalbijlage Mijn taal en Ik, een samenwerking van De Standaard en NRC Handelsblad kwamen alle kwesties weer uitgebreid aan bod, ook het bijzondere vermogen van kinderen om talen 'op te zuigen'. Kinderen zijn sponzen, aldus de bekende Nederlandse taalkundige Liesbeth Koenen. Over een meertalige opvoeding zegt zij het volgende:

"Zitten die talen elkaar niet in de weg? Heel veel ouders zijn daar bang voor, maar dat is nergens voor nodig. Eigenlijk zijn alle kinderen talenwonders. Misschien duurt het ietsje langer, en lijkt het soms een poosje of een kind dingen door elkaar haalt, maar dat gaat allemaal vanzelf over."

Nu zijn er ook taalkundigen die daar anders over denken. Bij Turkse jongeren die gaan studeren, wordt opvallend vaak een taalachterstand vastgesteld. Let wel: de achterstand geldt voor beide talen. Turkse jongeren die zich als jongvolwassene in Turkije vestigen, merken vaak dat zij in het 'echte Turks' bepaalde vaardigheden missen. Ook bij buitenlandse (met name Amerikaanse) studies werd dit verschijnsel vastgesteld: studenten die in een tweetalige context zijn opgevoed, bijvoorbeeld Spaans-Engels of Chinees-Engels, hebben vaak een taalachterstand die moeilijk is weg te werken, juist omdat het probleem in de (vroege) jeugd is ontstaan. Een bijkomend probleem is natuurlijk dat onderzoekers die wezen op deze problemen, meteen te horen kregen dat ze politieke bijbedoelingen hadden: wat ze bekritiseerden was niet de meertalige context, maar de multiculturele context. Toch hoeft dat zeker niet zo te zijn: taal en cultuur zijn wel met elkaar verweven, maar vallen niet samen. De achterstand van de meertalige jongeren was niet cultureel, maar linguïstisch. Het kind is wel een spons, maar de spons moet worden ondergedompeld in het taalbad om bepaalde structuren op te pikken. Liesbeth Koenen licht zelf een sluier van het raadsel op:

"Dat sponsvermogen neemt langzaam af met de jaren. Begin je op je zevende met een nieuwe taal, dan leer hem al niet meer zo perfect en tot in alle finesses als gebeurt wanneer je er van de wieg af mee opgroeit. Vanaf zo ongeveer je zeventiende ben je in dat opzicht volwassen. Dat wil zeggen dat je veroordeeld bent tot stampwerk wil je een nieuwe taal goed leren. Accentloos wordt het dan bijna nooit meer."

(tekst loopt onder de afbeelding door)

Kinderen zijn Talenwonders


Tweetalige kinderen beginnen op dezelfde leeftijd te praten en verwerven ook op hetzelfde moment taalregels in hun ontwikkeling (dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld op hetzelfde moment de verleden tijd gaan toepassen). Tweetalige kinderen lopen echter vaak een achterstand op in het toepassen van deze regels, vooral met betrekking tot onregelmatigheden: ze blijven enige tijd ik roepte zeggen terwijl eentalige kinderen al zijn overgeschakeld op ik riep. Ook moeilijke (minder gebruikelijke) woorden worden lastiger geassimileerd. Tweetalige kinderen kunnen vaker 'niet op een woord komen'. Bij kinderen die in een werkelijk tweetalige omgeving opgroeien (bijvoorbeeld omdat vader en moeder een verschillende moedertaal hebben) doen zich dezelfde verschijnselen voor, maar in (veel) minder sterke mate.

II

Het opgroeien in een tweetalige omgeving heeft dus nadelen, en dat is, wel beschouwd, ook niet zo vreemd. De aandacht die een kind normaal gesproken besteed aan het zich eigen maken van één taal, moet nu over twee talen worden verdeeld. De vertraging die het kind oploopt bij het assimileren van onregelmatige vormen en vreemde woorden, is waarschijnlijk en gevolg van het feit dat het minder vaak met dit soort bijzondere gevallen in aanraking komt: een eentalig Nederlands kind hoort waarschijnlijk tien keer per dag 'ik riep', terwijl een kind dat tweetalig opgroeit slechts vijf keer met deze vorm wordt geconfronteerd. Gedeeltelijk zijn deze problemen van voorbijgaande aard ('Het gaat vanzelf over', zoals Liesbeth Koenen het uitdrukt), maar de meeste onderzoeken wijzen toch uit dat tweetalig opgevoede kinderen op volwassen leeftijd gemiddeld een kleinere woordenschat hebben en meer problemen houden met zogenaamde lexicale eenheden (vaste woordcombinaties, staande uitdrukkingen, samenstellingen, etc.).

De 'blijvende problemen' (die zoals gezegd doorgaans in beide talen optreden) hebben vaak betrekking op het gebruik van constructies of idiomatische eigenaardigheden waarmee men pas in aanraking komt op een moment dat het eigenlijk al te laat is. Alleen dankzij zwaar stampwerk raken dergelijke structuren dan nog 'ingesleten', en dat stampwerk blijft vaak achterwege: in de dagelijkse omgang blijven dit soort tekortkomingen onderbelicht, ze vormen pas een obstakel op momenten dat aan het taalgebruik (of het inzicht daarin) hogere eisen worden gesteld, bijvoorbeeld bij het schrijven van eindwerken of proefschriften, of indien iemand een beroep gaat uitoefenen waarbij schriftelijke rapportage een belangrijk onderdeel vormt. Ook de lacunes in de woordenschat zijn op latere leeftijd relatief moeilijk op te vullen: kinderen zijn sponzen, volwassenen niet.

Wie op latere leeftijd nog een vreemde taal gaat leren, merkt hoe lastig het is om woorden en structuren te assimileren. Uren, dagen, maanden, jaren (twee) heb ik besteed aan het inprenten van Chinese karakters en zinswendingen, maar hoe hard ik ook mijn best deed, het bleef modderen. Het Chinees kent bijvoorbeeld geen betrekkelijke voornaamwoorden zoals 'dat' en 'die', waarmee in het Nederlands bijzinnen worden ingeleid van het type: 'Er zijn veel mensen die op zaterdagmiddag in Antwerpen gaan winkelen. In het Chinees wordt dat (omgezet): Zaterdagmiddag gaan Antwerpen winkelen van mensen veel. Het zijn zinnen die je enkel in elkaar kunt knutselen, ze soepel gebruiken zal nooit lukken. Nu is Chinees een erg vreemde taal (vreemd in de zin dat de taal erg veel van de Indo-Europese talen afwijkt), waar ik ook nog op late leeftijd aan ben begonnen. Maar ik heb op latere leeftijd ook geprobeerd om Spaans in mijn hoofd te metselen, maar ook in die taal bleef het strompelen, vallen, opstaan en weer doorgaan, echt huppelen was er niet bij. Zelfs in het Italiaans, dat ik als mijn lievelingstaal beschouw, voel ik me niet zo goed op mijn gemak als in het Engels. Engels heb ik me als middelbare scholier eigen gemaakt, de studie van Italiaans volgde pas als volwassene.

III

Aan een verschijnsel waar nadelen aan verbonden zijn, zijn doorgaans ook voordelen verbonden. Elk nadeel hep s'n foordeel, aldus de bekende Nederlandse wijsgeer Johan Cruijff. De Canadese psychologe Ellen Bialystok heeft ontdekt dat tweetalig opgevoede kinderen beter zijn in het uitvoeren van zogenaamde executieve functies, dat wil zeggen functies waarbij strijdige informatie moet worden verwerkt om tot besluiten te komen. Er zijn verschillende proeven ontwikkeld om het vermogen om het oplossend vermogen bij EF te testen, waarbij de proefpersoon op onverwachte momenten moet wisselen van taakopdracht, zoals sorteertaken (kaarten met een sterretje moeten worden gesorteerd op kleur, kaarten met cirkeltje op afbeelding, etc.), cueing taken (hierbij zijn taakopdrachten gekoppeld aan verschillende prikkels), filtertaken (het reageren op afwijkende elementen in een gegevensstroom), etc. Op het eerste gezicht is het wellicht niet zo verrassend dat tweetalig opgevoede personen hier beter scoren, ze hebben immers hun leven lang de keuze moeten maken tussen twee taalregisters. De bijzonderheid is echter dat taalontwikkeling gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van vaardigheden buiten taal.

Nog opmerkelijker is dat Bialystok en haar team ontdekten dat mensen die tweetalig zijn opgevoed beter omgaan met ouderdomsziekten als seniliteit en Alzheimer. Het was een zeer verrassend resultaat en het heeft sindsdien tot erg veel (wilde) speculaties geleid. Zo zou een tweetalige opvoeding mensen slimmer maken of gewoonweg leiden tot een grotere hersencapaciteit. Dat is vrijwel zeker uit de lucht gegrepen. Een mogelijke verklaring is dat de hersenen van tweetalige personen op latere leeftijd actiever zijn omdat ze een leven lang een actieve keuze uit verschillende talen hebben moeten maken. Een dergelijk voordeel zou dan ook moeten bestaan voor personen die op relatief jonge leeftijd vreemde talen gaan leren (en deze op regelmatige basis blijven gebruiken), of voor personen die - meer in het algemeen - tot op hoge leeftijd een geestelijk actief leven leiden. Dat is heel goed mogelijk, maar er is verder nog weinig onderzoek naar verricht.

Slotconclusie

In veel gevallen is er geen keuze omdat de kinderen in een tweetalige omgeving opgroeien (bijvoorbeeld omdat de ouders verschillende moedertalen hebben). In zo'n geval dient alle aandacht uit te gaan naar de vraag hoe de tweetalige opvoeding het best kan worden aangepakt. Indien er wel een keuze is, raad ik mensen aan om goed over het een en ander na te denken en de voors en tegen goed af te wegen. 

Veel publicaties over tweetaligheid hebben tot doel een tweetalige opvoeding te propageren. De schrijvers vertonen daardoor de neiging de nadelen te onderschatten en de voordelen te overdrijven (ook Ellen Bialystok maakt zich hieraan schuldig, ze maakt ook wat te veel reclame voor haar eigen winkeltje). De voordelen van een tweetalige opvoeding klinken sensationeel, en lijken ruimschoots op te wegen tegen een relatief kleine taalachterstand, maar die taalachterstand is wel mede verantwoordelijk voor de hoge uitval onder allochtone studenten (en voor de schooluitval onder allochtone middelbare scholieren). Verder bestaan er geen middeltjes om zand in goud te veranderen, en zo bestaan er ook geen methodes om mensen slimmer te maken.



Literatuur:

* Liesbeth Koenen, Kinderen zijn talenwonders
* Elma Blom, Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand? Amsterdam, 2012, Uitgeverij Meulenhof.
* Wikipedia: Executieve Functies

Taalachterstand allochtone jongeren:

* Jaarrapport integratie 2011 - Sociaal en Cultureel Planbureau
www.scp.nl/dsresource?objectid=29810&type=org


Over Ellen Bialystok:

donderdag 9 mei 2013

Wie kwaakt daar in Kikkerland?



I - Waar lag Kikkerland? 

Welke taal is ouder, het Latijn of het Nederlands? Het antwoord is verrassend: het Nederlands, in al zijn varianten. Latijn is een uitvinding van de latere bezetters, de Romeinen, die hun taal aan de oorspronkelijke bewoners wilden opleggen. Ook in Frankrijk ging dat zo, en ook daar waren het de Galliërs die het hevigst verzet boden (zie: De Bello Gallico). Nederlands en Frans nemen dus een speciale plaats in binnen de geschiedenis van de mensheid. Beide gaan volgens onderzoekers rechtsreeks terug op de eerste woorden die werden gesproken door onze voorouders, de kikvorsmannen. 

Oorspronkelijk was alles gekwaak in Kikkerland. De vraag is nu waar kikkerland moet worden gesitueerd. Lange tijd leken de Fransen dankzij de grote morosoof Jean-Pierre Brisset over de beste papieren te beschikken, maar recente Nederlandstalige publicaties hebben in universitaire kringen voor onrust gezorgd, zo heeft de Groningse natuurkundige en wetenschapsfilosoof (van Gallische afkomst) S. Wenmackers mij verzekerd. De vraag waar onze voorouders woonden en welke taal zij spraken, is actueler dan ooit. 

II - Kwispelen met Taal

De term morosoof werd in het Nederlandse taalgebied geïntroduceerd door Matthijs van Boxsel in diens Encyclopedie van de Domheid. Morosofie is, letterlijk vertaald, waanwijsheid, een morosoof is dus een waangeleerde. Je zou morosofie kunnen zien als een speciale vorm van pseudowetenschap, maar in tegenstelling tot pseudowetenschappen als psychoanalyse of homeopathie, is morosofie niet dom of middelmatig, maar (Van Boxsels boektitel is op dit punt misleidend) juist spitsvondig en heel bijzonder. 

Een hond die wil spelen, kwispelt met zijn staart. Het begrip kwispelen drukt precies uit wat de hond wil zeggen: 'k wil spelen. En deze wens werd uiteindelijk het werkwoord kwispelen. Spreek de taal en de geschiedenis volgt vanzelf, aldus de Nederlandse morosoof Willem Hietbrink. Diens theorieën, verzameld in Kwispelen met Taal, berusten voornamelijk op woordafleidingen en klankovereenkomsten die tegelijkertijd erg vreemd en uiterst geloofwaardig klinken. Hij schept een heel eigen, taalkundig universum, waarin verbanden lijken te bestaan die ieder ander tot nu over het hoofd heeft gezien.

Waar komt het woord 'antwoord' vandaan? Welnu: Na het stellen van een vraag is de ander aan 't woord > antwoord. Wat zijn dinosaurussen? Dat zijn heel oude beesten, veel ouder dan wij: die aan ons ouder is > dinosaurus. Zo waren Batavieren goed in het varen met boten: boten varen > Batavieren, en waren de Kanninefaten jagers op klein wild, met name konijnen: konijnen vatten > Kaninefaten. Lilliputters zijn amper zo groot als peuters > luttele peuters. Waar komt een uitdrukking als 'Lul de behanger' vandaan? Wel, een lul is eigenlijk een lel die er bij hangt. Zulke lellen zitten overal, ook in de mond, zo ontdekte de eerste dokter: Ah-mond-lel > amandel.


Hietbrink is ook de uitvinder van het taalworteltrekken. Daarbij blijken woorden, als ze worden opengetrokken, uit verschillende andere woorden te bestaan. Zijn grootste hoogstandje op dit punt is wellicht de herleiding van papperazzo tot papier-rotzooi, hoewel de ontleding van justitie in juist-is-ie er ook mag wezen. Andere voorbeelden: hospitaal > huis-bed-al; castreren > kuis-ter-ere. Tegen sommige mensen zei men vroeger: noteer 's, dat werd later: notaris.  De poten van een schildpad gaan vaak schuil onder zijn schild, schildpad komt dus van schuil-poot. Heel mooi is de ontleding van ansjovis - het is een klein visje, het weegt minder dan een ons: één-onsje-vis.

Niets is veilig voor het ontleedmes van Hietbrink: namen van steden, personen, landen, historische gebeurtenissen. Dat de geschiedenis van de mensheid nogal gewelddadig is, blijkt reeds uit het prille begin: Abel komt van heb-al, hij had alles en zijn broer, Cain, de naam zegt het al (Cain = Kein) had niks. Kein sloeg Heb-Al de hersens in en de rest kennen we. Die rest werd ons vaak verhaald door geschiedschrijvers als Herodotus, een heer die goed was in het duiden van alles: Herodotus > Heer-oh-duid-ons. Er waren nog weleens mensen die iets aan de ellende wilde doen, maar daar liep het slecht mee af, een enkeling werd zelfs gekruisigd: Gekruist is > Christus. Thomas wilde dat weer niet geloven, hij wilde het eerst met eigen ogen zien: Thomas >  Toon me 's. Zoals gezegd: Ken de taal en de rest volgt vanzelf.

Het wekt geen verbazing dat Hietbrink met de theorie op de proppen komt dat alle talen zijn terug te voeren op de oorspronkelijke taal die onze omgeving werd gesproken, het Diets. Bewijzen ziet Hietbrink overal: jockey komt van jochie, window van wind hou (een raam houdt wind tegen), costa van kusten, Barbara Streisand is eigenlijk Barbara Strooizand. U weet dat de Belgen de dapperste der Galliërs waren? Welnu alles draaide om dat gevreesde volkje, de Galliërs of Galen: Portugal > Poort tot Galen, Engeland > In Galen land, Wales is het Land der Galen, Pays de Galles zoals de Fransen nog zeggen, en de Walen zijn dus ook gewoon Galen. De uitspraak van de g als een h, zoals gebruikelijk in de omgeving van Gent/Hent, is ook niet toevallig: De Galen gingen alles overal Halen: in alle uithoeken vind je dus voormalige Gallische koloniën (komt trouwens via kol-aan-nie van Gal-aan-nieuw): Bengalen, Senegal, Galicië, Galilea, Calcutta (Cal-costa > Gal kusten) en niet te vergeten Californië (Galen-ver-en-nieuw).


III - Brisset en andere kikvorsers

De meeste taalacrobaten vind je binnen het Nederlandse en Franse taalgebied. De bekendste Franse taalmorosoof (in het Frans spreekt men van Fou Littéraire) is Jean-Pierre Brisset (1837-1919), net als Hietbrink een zonderlinge figuur die zich toelegde op bizarre woordafleidingen en alternatieve theorieën over de herkomst van betekenissen en grammaticale constructies.

Hij staat aan de basis van alle kikkertheorieën, van het gekwaak tot de transformatie van kikker tot mens, een theorie die dus nu ook ons eigen kikkerland schijnt te hebben bereikt. De beslissende stap zit hem volgens Brisset in de overeenkomst tussen pouce (duim) en pousser (groeien): kikkers hebben geen duim, en de overgang tot het mens-zijn werd gekenmerkt door het aangroeien (pousser) van een duim (pouce). Toen de mens ging praten keek hij naar zijn hand en zag dat er iets groeide: ça pousse (het groeit): ça pousse > le pouce.

Morosofen doen graag geheimzinnig over inspiratiebronnen. Het lijkt dat Hietbrink het werk van Brisset onder ogen heeft gehad, hoewel het ook mogelijk dat de overeenkomsten tussen hen beiden zijn terug te voeren op een gemeenschappelijke bron. Zo'n bron zou het Oera Linda Boek kunnen zijn, een oorspronkelijk in het Fries geschreven werk over een oeroud geschrift waarin een volledig alternatieve geschiedenis van de mensheid uit de doeken wordt gedaan. Een andere mogelijkheid is Johannes Goropius Becanus, een Vlaamse geleerde uit de zestiende eeuw die beweerde dat Nederlands de oudste taal der wereld was, rechtstreeks wortelend in de oertaal. Becanus is inmiddels een vergeten figuur maar in zijn eigen tijd was hij een beroemdheid, en niemand minder dan Leipnitz introduceerde hem in de Duitstalige wereld. Brisset las voor zover ik weet geen Nederlands, maar wel Duits.

ça pousse !

 IV - Het spelstadium voorbij

Morosofen lijken in bepaalde opzichten verwant aan zogenaamde idiots savants, mensen die in een bepaalde handeling een buitengewone perfectie bereiken, maar op andere gebieden weinig of niets presteren. Sommigen spelen een muziekinstrument (meestal piano), maar de meesten idiots savants zijn tekenaars of kalenderrekenaars. Vaak zijn ze in mindere of meerdere mate autistisch en in weinig anders geïnteresseerd dan in hun specialisme: de tekenaars tekenen dwangmatig dezelfde voorwerpen (vaak gebouwen) en kalenderrekenaars maken zelden gewone sommen, ze zijn van jongs af aan met dagen en jaren in de weer. Tekenend is dat Hietbrink voor het schrijven van zijn boek, Kwispelen met Taal, een journalist in de hand moest nemen. Een boek schrijven kan de briljante woordafleider niet.

Morosofen nemen hun eigen scherts zo ernstig dat ze er hun hele wereldbeeld aan ophangen. Dat is ook het verschil met literaire beoefenaars van taalspelletjes, zoals Rudy Kousbroek of Raymond Queneau (Exercises de Style), of schrijvers van boeken waarin werelden worden beschreven die aan andere logische en natuurkundige wetten lijken te zijn onderworpen, zoals Laurence Sterne (Tristram Shandy), Lewis Carroll (Alice in Wonderland) of Rabelais (Gargantua & Pantagruel). De boeken van een Hugo Brandt Corstius over de zogenaamde Opperlan(d)se Taal & letterkunde komen enigszins in de buurt, maar bij Brandt-Corstius overweegt uiteindelijk toch het spel. Zijn ernst is gespeelde ernst, de ware morosoof is het spelstadium voorbij.


Videolink:
Hietbrink legt twee woorden uit: Film & W.C.

Literatuur:
* Willem Hietbrink & Ronald Lagendijk, Kwispelen met Taal, 1996, Uitgeverij Phoenix & Den Oudsten
* Rudy Kousbroek, De Logologische Ruimte, Amsterdam, Uitgeverij Meulenhof
* Matthijs van Boxsel, De Encyclopedie van de Domheid, 2001, Uitgeverij Querido