I - Waar lag Kikkerland?
Welke taal is ouder, het Latijn of het Nederlands? Het
antwoord is verrassend: het Nederlands, in al zijn varianten. Latijn is een
uitvinding van de latere bezetters, de Romeinen, die hun taal aan de
oorspronkelijke bewoners wilden opleggen. Ook in Frankrijk ging dat zo, en ook
daar waren het de Galliërs die het hevigst verzet boden (zie: De Bello Gallico). Nederlands en Frans
nemen dus een speciale plaats in binnen de geschiedenis van de mensheid. Beide
gaan volgens onderzoekers rechtsreeks terug op de eerste woorden die werden
gesproken door onze voorouders, de kikvorsmannen.
Oorspronkelijk was alles gekwaak in Kikkerland. De vraag is
nu waar kikkerland moet worden gesitueerd. Lange tijd leken de Fransen dankzij
de grote morosoof Jean-Pierre Brisset over de beste papieren te beschikken,
maar recente Nederlandstalige publicaties hebben in universitaire kringen voor
onrust gezorgd, zo heeft de Groningse natuurkundige en wetenschapsfilosoof (van
Gallische afkomst) S. Wenmackers mij verzekerd. De vraag waar onze voorouders
woonden en welke taal zij spraken, is actueler dan ooit.
II - Kwispelen met Taal
De term morosoof werd in het Nederlandse taalgebied geïntroduceerd
door Matthijs van Boxsel in diens Encyclopedie
van de Domheid. Morosofie is, letterlijk vertaald, waanwijsheid, een
morosoof is dus een waangeleerde. Je zou morosofie kunnen zien als een speciale
vorm van pseudowetenschap, maar in tegenstelling tot pseudowetenschappen als psychoanalyse
of homeopathie, is morosofie niet dom of middelmatig, maar (Van Boxsels
boektitel is op dit punt misleidend) juist spitsvondig en heel bijzonder.
Een hond die wil spelen, kwispelt met zijn staart. Het
begrip kwispelen drukt precies uit wat de hond wil zeggen: 'k wil spelen. En
deze wens werd uiteindelijk het werkwoord kwispelen. Spreek de taal en de
geschiedenis volgt vanzelf, aldus de Nederlandse morosoof Willem Hietbrink.
Diens theorieën, verzameld in Kwispelen
met Taal, berusten voornamelijk op woordafleidingen en klankovereenkomsten die
tegelijkertijd erg vreemd en uiterst geloofwaardig klinken. Hij schept een heel
eigen, taalkundig universum, waarin verbanden lijken te bestaan die ieder ander
tot nu over het hoofd heeft gezien.
Waar komt het woord 'antwoord' vandaan? Welnu: Na het stellen van een vraag is de ander aan 't woord > antwoord. Wat zijn dinosaurussen? Dat zijn heel oude beesten, veel ouder dan wij: die aan ons ouder is > dinosaurus. Zo waren Batavieren goed in het varen met boten: boten varen > Batavieren, en waren de Kanninefaten jagers op klein wild, met name konijnen: konijnen vatten > Kaninefaten. Lilliputters zijn amper zo groot als peuters > luttele peuters. Waar komt een uitdrukking als 'Lul de behanger' vandaan? Wel, een lul is eigenlijk een lel die er bij hangt. Zulke lellen zitten overal, ook in de mond, zo ontdekte de eerste dokter: Ah-mond-lel > amandel.
Waar komt het woord 'antwoord' vandaan? Welnu: Na het stellen van een vraag is de ander aan 't woord > antwoord. Wat zijn dinosaurussen? Dat zijn heel oude beesten, veel ouder dan wij: die aan ons ouder is > dinosaurus. Zo waren Batavieren goed in het varen met boten: boten varen > Batavieren, en waren de Kanninefaten jagers op klein wild, met name konijnen: konijnen vatten > Kaninefaten. Lilliputters zijn amper zo groot als peuters > luttele peuters. Waar komt een uitdrukking als 'Lul de behanger' vandaan? Wel, een lul is eigenlijk een lel die er bij hangt. Zulke lellen zitten overal, ook in de mond, zo ontdekte de eerste dokter: Ah-mond-lel > amandel.
Hietbrink is ook de uitvinder van het taalworteltrekken.
Daarbij blijken woorden, als ze worden opengetrokken, uit verschillende andere
woorden te bestaan. Zijn grootste hoogstandje op dit punt is wellicht de
herleiding van papperazzo tot papier-rotzooi,
hoewel de ontleding van justitie in juist-is-ie
er ook mag wezen. Andere voorbeelden: hospitaal > huis-bed-al; castreren > kuis-ter-ere.
Tegen sommige mensen zei men vroeger: noteer
's, dat werd later: notaris. De
poten van een schildpad gaan vaak schuil onder zijn schild, schildpad komt dus
van schuil-poot. Heel mooi is de
ontleding van ansjovis - het is een klein visje, het weegt minder dan een ons: één-onsje-vis.
Niets is veilig voor het ontleedmes van Hietbrink: namen van
steden, personen, landen, historische gebeurtenissen. Dat de geschiedenis van
de mensheid nogal gewelddadig is, blijkt reeds uit het prille begin: Abel komt
van heb-al, hij had alles en zijn
broer, Cain, de naam zegt het al (Cain = Kein)
had niks. Kein sloeg Heb-Al de hersens in en de rest kennen we. Die rest werd
ons vaak verhaald door geschiedschrijvers als Herodotus, een heer die goed was
in het duiden van alles: Herodotus > Heer-oh-duid-ons.
Er waren nog weleens mensen die iets aan de ellende wilde doen, maar daar liep
het slecht mee af, een enkeling werd zelfs gekruisigd: Gekruist is > Christus. Thomas wilde dat weer niet geloven, hij
wilde het eerst met eigen ogen zien: Thomas > Toon me
's. Zoals gezegd: Ken de taal en de rest volgt vanzelf.
Het wekt geen verbazing dat Hietbrink met de theorie op de
proppen komt dat alle talen zijn terug te voeren op de oorspronkelijke taal die onze omgeving werd gesproken, het Diets. Bewijzen ziet Hietbrink overal: jockey komt van
jochie, window van wind hou (een raam
houdt wind tegen), costa van kusten, Barbara Streisand is eigenlijk Barbara
Strooizand. U weet dat de Belgen de dapperste der Galliërs waren? Welnu alles
draaide om dat gevreesde volkje, de Galliërs of Galen: Portugal > Poort tot
Galen, Engeland > In Galen land, Wales is het Land der Galen, Pays de Galles
zoals de Fransen nog zeggen, en de Walen zijn dus ook gewoon Galen. De uitspraak
van de g als een h, zoals gebruikelijk in de omgeving van Gent/Hent, is ook
niet toevallig: De Galen gingen alles overal Halen: in alle uithoeken vind je
dus voormalige Gallische koloniën (komt trouwens via kol-aan-nie van Gal-aan-nieuw):
Bengalen, Senegal, Galicië, Galilea, Calcutta (Cal-costa > Gal kusten) en niet te vergeten Californië (Galen-ver-en-nieuw).
III - Brisset en andere kikvorsers
De meeste taalacrobaten vind je binnen het Nederlandse en
Franse taalgebied. De bekendste Franse taalmorosoof (in het Frans spreekt men
van Fou Littéraire) is Jean-Pierre
Brisset (1837-1919), net als Hietbrink een zonderlinge figuur die zich toelegde op bizarre
woordafleidingen en alternatieve theorieën over de herkomst van betekenissen en
grammaticale constructies.
Hij staat aan de basis van alle kikkertheorieën, van het gekwaak tot de transformatie van kikker
tot mens, een theorie die dus nu ook ons eigen kikkerland schijnt te hebben
bereikt. De beslissende stap zit hem volgens Brisset in de
overeenkomst tussen pouce (duim) en pousser (groeien): kikkers hebben geen
duim, en de overgang tot het mens-zijn werd gekenmerkt door het aangroeien
(pousser) van een duim (pouce). Toen de mens ging praten keek hij naar zijn
hand en zag dat er iets groeide: ça pousse (het groeit): ça pousse > le pouce.
Morosofen doen graag geheimzinnig over inspiratiebronnen. Het lijkt dat Hietbrink het werk van Brisset onder ogen heeft gehad, hoewel het ook mogelijk dat de overeenkomsten tussen hen beiden zijn terug te voeren op een gemeenschappelijke bron. Zo'n bron zou het Oera Linda Boek kunnen zijn, een oorspronkelijk in het Fries geschreven werk over een oeroud geschrift waarin een volledig alternatieve geschiedenis van de mensheid uit de doeken wordt gedaan. Een andere mogelijkheid is Johannes Goropius Becanus, een Vlaamse geleerde uit de zestiende eeuw die beweerde dat Nederlands de oudste taal der wereld was, rechtstreeks wortelend in de oertaal. Becanus is inmiddels een vergeten figuur maar in zijn eigen tijd was hij een beroemdheid, en niemand minder dan Leipnitz introduceerde hem in de Duitstalige wereld. Brisset las voor zover ik weet geen Nederlands, maar wel Duits.
ça pousse ! |
IV - Het spelstadium voorbij
Morosofen lijken in bepaalde opzichten verwant aan
zogenaamde idiots savants, mensen die
in een bepaalde handeling een buitengewone perfectie bereiken, maar op andere
gebieden weinig of niets presteren. Sommigen spelen een muziekinstrument
(meestal piano), maar de meesten idiots savants zijn tekenaars of
kalenderrekenaars. Vaak zijn ze in mindere of meerdere mate autistisch en in
weinig anders geïnteresseerd dan in hun specialisme: de tekenaars tekenen
dwangmatig dezelfde voorwerpen (vaak gebouwen) en kalenderrekenaars maken
zelden gewone sommen, ze zijn van jongs af aan met dagen en jaren in de weer.
Tekenend is dat Hietbrink voor het schrijven van zijn boek, Kwispelen met Taal,
een journalist in de hand moest nemen. Een boek schrijven kan de briljante
woordafleider niet.
Morosofen nemen hun eigen scherts zo ernstig dat ze er hun hele
wereldbeeld aan ophangen. Dat is ook het verschil met literaire beoefenaars van
taalspelletjes, zoals Rudy Kousbroek of Raymond Queneau (Exercises de Style), of schrijvers van boeken waarin werelden worden
beschreven die aan andere logische en natuurkundige wetten lijken te zijn
onderworpen, zoals Laurence Sterne (Tristram
Shandy), Lewis Carroll (Alice in
Wonderland) of Rabelais (Gargantua
& Pantagruel). De boeken van een Hugo Brandt Corstius over de
zogenaamde Opperlan(d)se Taal &
letterkunde komen enigszins in de buurt, maar bij Brandt-Corstius overweegt
uiteindelijk toch het spel. Zijn ernst is gespeelde ernst, de ware morosoof is
het spelstadium voorbij.
Videolink:
Hietbrink legt twee woorden uit: Film & W.C.
Literatuur:
* Willem Hietbrink & Ronald Lagendijk,
Kwispelen met Taal, 1996, Uitgeverij Phoenix & Den Oudsten
* Rudy Kousbroek, De Logologische Ruimte, Amsterdam, Uitgeverij
Meulenhof
* Matthijs van Boxsel, De Encyclopedie van de Domheid, 2001, Uitgeverij
Querido
Geen opmerkingen:
Een reactie posten