Voor- en nadelen van een tweetalige opvoeding
I
Enige tijd geleden zat ik in de trein tegenover drie meisjes van Turkse afkomst. Het gesprek werd gevoerd in het Turks, maar om de zoveel tijd sijpelde er een Nederlands woord of zelfs een Nederlandse zin doorheen. Dat ging dan van Ratatatatata krultang. Ratatatatatata getverderrie. Ratatatatata ziekenbriefje Ratatatatatata, is me dat even balen zeg. De ratatatata's waren natuurlijk aanmerkelijk langer dan de ziekenbriefjes en krultangen.
Ik begreep dat ze soms een Nederlands woord gebruikten omdat
ze het Turkse equivalent niet kenden (of niet onmiddellijk bij de hand hadden). Ik
heb het verschijnsel vaker aangetroffen bij Turkse jongeren: Ze groeien op in een tweetalige omgeving,
waarbij in familiekring Turks wordt gesproken, en buiten de deur (school,
uitgaansleven) vaker Nederlands. De Nederlandse woorden die binnendringen in de
Turkse conversatie, zijn doorgaans woorden die specifiek met de Nederlandse
bureaucratische cultuur te maken hebben (huursubsidie, voordeurdelers,
ziekenbriefje etc.) of woorden die jongeren vooral onder elkaar gebruiken. Het
Turks zal heus wel woorden en uitdrukkingen hebben die duidelijk maken dat
iemand iets vies vindt, maar 'getverderrie', is onmiskenbaar Nederlands vies.
En kun je in het Turks balen als een
stekker? Ik denk het niet.
In de speciale Taalbijlage Mijn taal en Ik, een samenwerking van De Standaard en NRC Handelsblad
kwamen alle kwesties weer uitgebreid aan bod, ook het bijzondere vermogen van
kinderen om talen 'op te zuigen'. Kinderen zijn sponzen, aldus de bekende
Nederlandse taalkundige Liesbeth Koenen. Over een meertalige opvoeding zegt zij
het volgende:
"Zitten die talen
elkaar niet in de weg? Heel veel ouders zijn daar bang voor, maar dat is
nergens voor nodig. Eigenlijk zijn alle kinderen talenwonders. Misschien duurt
het ietsje langer, en lijkt het soms een poosje of een kind dingen door elkaar haalt,
maar dat gaat allemaal vanzelf over."
Nu zijn er ook taalkundigen die daar anders over denken. Bij
Turkse jongeren die gaan studeren, wordt opvallend vaak een taalachterstand
vastgesteld. Let wel: de achterstand geldt voor beide talen. Turkse jongeren die
zich als jongvolwassene in Turkije vestigen, merken vaak dat zij in het 'echte
Turks' bepaalde vaardigheden missen. Ook bij buitenlandse (met name
Amerikaanse) studies werd dit verschijnsel vastgesteld: studenten die in een
tweetalige context zijn opgevoed, bijvoorbeeld Spaans-Engels of Chinees-Engels,
hebben vaak een taalachterstand die moeilijk is weg te werken, juist omdat het
probleem in de (vroege) jeugd is ontstaan. Een bijkomend probleem is natuurlijk
dat onderzoekers die wezen op deze problemen, meteen te horen kregen dat ze
politieke bijbedoelingen hadden: wat ze bekritiseerden was niet de meertalige
context, maar de multiculturele
context. Toch hoeft dat zeker niet zo te zijn: taal en cultuur zijn wel met
elkaar verweven, maar vallen niet samen. De achterstand van de meertalige
jongeren was niet cultureel, maar linguïstisch. Het kind is wel een spons, maar
de spons moet worden ondergedompeld in het taalbad om bepaalde structuren op te
pikken. Liesbeth Koenen licht zelf een sluier van het raadsel op:
"Dat
sponsvermogen neemt langzaam af met de jaren. Begin je op je zevende met een
nieuwe taal, dan leer hem al niet meer zo perfect en tot in alle finesses als
gebeurt wanneer je er van de wieg af mee opgroeit. Vanaf zo ongeveer je
zeventiende ben je in dat opzicht volwassen. Dat wil zeggen dat je veroordeeld
bent tot stampwerk wil je een nieuwe taal goed leren. Accentloos wordt het dan
bijna nooit meer."
(tekst loopt onder de afbeelding door)
(tekst loopt onder de afbeelding door)
Kinderen zijn Talenwonders |
Tweetalige kinderen beginnen op dezelfde leeftijd te praten
en verwerven ook op hetzelfde moment taalregels in hun ontwikkeling (dat wil
zeggen dat ze bijvoorbeeld op hetzelfde moment de verleden tijd gaan
toepassen). Tweetalige kinderen lopen echter vaak een achterstand op in het
toepassen van deze regels, vooral met betrekking tot onregelmatigheden: ze
blijven enige tijd ik roepte zeggen terwijl
eentalige kinderen al zijn overgeschakeld op ik riep. Ook moeilijke (minder gebruikelijke) woorden worden
lastiger geassimileerd. Tweetalige kinderen kunnen vaker 'niet op een woord
komen'. Bij kinderen die in een werkelijk tweetalige omgeving opgroeien
(bijvoorbeeld omdat vader en moeder een verschillende moedertaal hebben) doen
zich dezelfde verschijnselen voor, maar in (veel) minder sterke mate.
II
Het opgroeien in een tweetalige omgeving heeft dus nadelen,
en dat is, wel beschouwd, ook niet zo vreemd. De aandacht die een kind normaal
gesproken besteed aan het zich eigen maken van één taal, moet nu over twee
talen worden verdeeld. De vertraging die het kind oploopt bij het assimileren
van onregelmatige vormen en vreemde woorden, is waarschijnlijk en gevolg van
het feit dat het minder vaak met dit soort bijzondere gevallen in aanraking
komt: een eentalig Nederlands kind hoort waarschijnlijk tien keer per dag 'ik
riep', terwijl een kind dat tweetalig opgroeit slechts vijf keer met deze vorm
wordt geconfronteerd. Gedeeltelijk zijn deze problemen van voorbijgaande aard
('Het gaat vanzelf over', zoals Liesbeth Koenen het uitdrukt), maar de meeste
onderzoeken wijzen toch uit dat tweetalig opgevoede kinderen op volwassen
leeftijd gemiddeld een kleinere woordenschat hebben en meer problemen houden met
zogenaamde lexicale eenheden (vaste woordcombinaties, staande uitdrukkingen,
samenstellingen, etc.).
De 'blijvende problemen' (die zoals gezegd doorgaans in
beide talen optreden) hebben vaak betrekking op het gebruik van constructies of
idiomatische eigenaardigheden waarmee men pas in aanraking komt op een moment
dat het eigenlijk al te laat is. Alleen dankzij zwaar stampwerk raken
dergelijke structuren dan nog 'ingesleten', en dat stampwerk blijft vaak
achterwege: in de dagelijkse omgang blijven dit soort tekortkomingen
onderbelicht, ze vormen pas een obstakel op momenten dat aan het taalgebruik
(of het inzicht daarin) hogere eisen worden gesteld, bijvoorbeeld bij het
schrijven van eindwerken of proefschriften, of indien iemand een beroep gaat
uitoefenen waarbij schriftelijke rapportage een belangrijk onderdeel vormt. Ook
de lacunes in de woordenschat zijn op latere leeftijd relatief moeilijk op te
vullen: kinderen zijn sponzen, volwassenen niet.
Wie op latere leeftijd nog een vreemde taal gaat leren,
merkt hoe lastig het is om woorden en structuren te assimileren. Uren, dagen,
maanden, jaren (twee) heb ik besteed aan het inprenten van Chinese karakters en
zinswendingen, maar hoe hard ik ook mijn best deed, het bleef modderen. Het
Chinees kent bijvoorbeeld geen betrekkelijke voornaamwoorden zoals 'dat' en 'die', waarmee in het
Nederlands bijzinnen worden ingeleid van het type: 'Er zijn veel mensen die op zaterdagmiddag in Antwerpen gaan
winkelen. In het Chinees wordt dat (omgezet): Zaterdagmiddag gaan Antwerpen
winkelen van mensen veel. Het zijn zinnen die je enkel in elkaar kunt
knutselen, ze soepel gebruiken zal nooit lukken. Nu is Chinees een erg vreemde
taal (vreemd in de zin dat de taal erg veel van de Indo-Europese talen afwijkt), waar ik ook nog op late leeftijd aan ben begonnen. Maar ik heb op latere
leeftijd ook geprobeerd om Spaans in mijn hoofd te metselen, maar ook in die
taal bleef het strompelen, vallen, opstaan en weer doorgaan, echt huppelen was
er niet bij. Zelfs in het Italiaans, dat ik als mijn lievelingstaal
beschouw, voel ik me niet zo goed op mijn gemak als in het Engels. Engels
heb ik me als middelbare scholier eigen gemaakt, de studie van Italiaans volgde
pas als volwassene.
III
Aan een verschijnsel waar nadelen aan verbonden zijn, zijn
doorgaans ook voordelen verbonden. Elk
nadeel hep s'n foordeel, aldus de bekende Nederlandse wijsgeer Johan Cruijff. De
Canadese psychologe Ellen Bialystok heeft ontdekt dat tweetalig opgevoede
kinderen beter zijn in het uitvoeren van zogenaamde executieve functies, dat
wil zeggen functies waarbij strijdige informatie moet worden verwerkt om tot besluiten te komen. Er zijn verschillende proeven ontwikkeld om
het vermogen om het oplossend vermogen bij EF te testen, waarbij de
proefpersoon op onverwachte momenten moet wisselen van taakopdracht, zoals
sorteertaken (kaarten met een sterretje moeten worden gesorteerd op kleur,
kaarten met cirkeltje op afbeelding, etc.), cueing taken (hierbij zijn
taakopdrachten gekoppeld aan verschillende prikkels), filtertaken (het reageren op afwijkende
elementen in een gegevensstroom), etc. Op het eerste gezicht is het wellicht
niet zo verrassend dat tweetalig opgevoede personen hier beter scoren, ze
hebben immers hun leven lang de keuze moeten maken tussen twee taalregisters. De
bijzonderheid is echter dat taalontwikkeling gevolgen kan hebben voor de
ontwikkeling van vaardigheden buiten taal.
Nog opmerkelijker is dat Bialystok en haar team ontdekten
dat mensen die tweetalig zijn opgevoed beter omgaan met ouderdomsziekten als
seniliteit en Alzheimer. Het was een zeer verrassend resultaat en het heeft
sindsdien tot erg veel (wilde) speculaties geleid. Zo zou een tweetalige
opvoeding mensen slimmer maken of gewoonweg leiden tot een grotere
hersencapaciteit. Dat is vrijwel zeker uit de lucht gegrepen. Een mogelijke
verklaring is dat de hersenen van tweetalige personen op latere leeftijd
actiever zijn omdat ze een leven lang een actieve keuze uit verschillende talen
hebben moeten maken. Een dergelijk voordeel zou dan ook moeten bestaan voor
personen die op relatief jonge leeftijd vreemde talen gaan leren (en deze op regelmatige basis blijven gebruiken), of voor personen die - meer in het algemeen - tot op hoge leeftijd een geestelijk actief leven leiden. Dat is heel goed mogelijk, maar er is verder nog weinig
onderzoek naar verricht.
In veel gevallen is er geen keuze omdat de kinderen in een tweetalige omgeving opgroeien (bijvoorbeeld omdat de ouders verschillende moedertalen hebben). In zo'n geval dient alle aandacht uit te gaan naar de vraag hoe de tweetalige opvoeding het best kan worden aangepakt. Indien er wel een keuze is, raad ik mensen aan om goed over het een en ander na te denken en de voors en tegen goed af te wegen.
Slotconclusie
In veel gevallen is er geen keuze omdat de kinderen in een tweetalige omgeving opgroeien (bijvoorbeeld omdat de ouders verschillende moedertalen hebben). In zo'n geval dient alle aandacht uit te gaan naar de vraag hoe de tweetalige opvoeding het best kan worden aangepakt. Indien er wel een keuze is, raad ik mensen aan om goed over het een en ander na te denken en de voors en tegen goed af te wegen.
Veel publicaties over tweetaligheid hebben tot doel een
tweetalige opvoeding te propageren. De schrijvers vertonen daardoor de neiging
de nadelen te onderschatten en de voordelen te overdrijven (ook Ellen Bialystok maakt zich hieraan schuldig, ze maakt ook wat te veel reclame voor haar eigen winkeltje). De voordelen van een tweetalige opvoeding klinken sensationeel, en lijken ruimschoots op te wegen tegen een relatief kleine taalachterstand, maar die taalachterstand is wel mede verantwoordelijk voor de hoge uitval onder allochtone studenten (en voor de schooluitval onder allochtone middelbare scholieren). Verder bestaan er geen
middeltjes om zand in goud te veranderen, en zo bestaan er ook geen methodes om
mensen slimmer te maken.
Literatuur:
* Liesbeth Koenen, Kinderen zijn talenwonders
* Elma Blom, Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand?
Amsterdam, 2012, Uitgeverij Meulenhof.
* Onderzoek naar tweetaligheid in de VS: http://www.theatlantic.com/magazine/archive/1998/05/the-case-against-bilingual-education/305426/
* Wikipedia: Executieve Functies
Taalachterstand allochtone jongeren:
* Jaarrapport integratie 2011 - Sociaal en Cultureel Planbureau
www.scp.nl/dsresource?objectid=29810&type=org
Taalachterstand allochtone jongeren:
* Jaarrapport integratie 2011 - Sociaal en Cultureel Planbureau
www.scp.nl/dsresource?objectid=29810&type=org
Over Ellen Bialystok:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten