Een vraag die veel mannen bezighoudt, is of de grootte
belangrijk is. Does size matter? In 1998 gaven de posters voor de monsterfilm
Godzilla definitief uitsluitsel: Size does matter. In mijn woonplaats is een winkel genaamd Elvis Matters, waarin
louter producten worden verkocht die iets te maken hebben met Elvis Presley:
Ook Elvis is dus belangrijk. Nog belangrijker lijkt me de vraag of God er iets
toe doet. Maakt het geloof in een God nu wel of niet iets uit?
Volgens in een artikel in The Huffington Post (overgenomen
door Knack) zijn er aanwijzingen dat er een correlatie bestaat tussen bepaalde
religieuze overtuigingen en emotionele gezondheid. Volgens de onderzoekers is
het geloof in God niet zonder risico's. Geloof in een 'goede' God kan mensen
troost bieden, maar mensen die geloven in een kwaadaardige, wraakzuchtige God
zouden volgens het artikel vaker last hebben van social anxiety, paranoia,
obsessional thinking, and compulsions. Eén van de onderzoekers, Dr. Neva
Stilton, professor in de psychologie aan het Manhattan College in Marymountn
verklaarde tegenover de Huffington Post desgevraagd:
"Quite simply, the notion is that belief in a
benevolent God will reduce the sense that the world is threatening at the
neural level, because God will protect you from harm. The angry God not only
fails to provide protection, he/she may actually pose a threat of harm.”
De resultaten van het onderzoek (1) werden gepubliceerd in (de)
Journal of Religion & Health, maar gaan, zo blijkt na enig speurwerk, niet
terug op oorspronkelijk onderzoek, maar zijn gebaseerd op een twee jaar eerder
uitgevoerde enquête onder ongeveer 1400 Amerikaanse burgers. Zoals veel met de
nodige bombarie aangekondigde onderzoeken op dit terrein, lijkt het
voornamelijk één ding: flut.
Maar goed,
wat hebben die onderzoekers nou precies gedaan? De antwoorden op de vragen uit de enquête zijn uitgesplitst
over drie categorieën deelnemers: zij die geloven in een wraakzuchtige God, zij
die geloven in een goede God en zij die geloven in een deïstische God (dat wil zeggen een God die de boel op zijn beloop laat). Daaruit kwam vervolgens naar voren dat de
bovenvermelde ziektebeelden vaker voorkwamen bij mensen die geloven in een
kwaadaardige, wraakzuchtige God, dus zo eentje die dood en verdoemenis predikt.
Nu is een correlatie niet hetzelfde als een causaal verband.
Sinds de mens is gaan roken, is de gemiddelde levensverwachting met sprongen de
hoogte ingegaan, toch zouden weinigen hieruit willen afleiden dat roken
blijkbaar goed is voor de gezondheid. Een geraadpleegde psychiater, Robert
Koenig, heeft zo zijn bedenkingen bij
het onderzoek:
"We don't know whether it was the poorer mental health
(anxiety, paranoia) that caused subjects to perceive God as punitive, or
whether it was the view of God as punitive that caused the poor mental health.”
Erg bemoedigend is dat niet, althans niet voor mensen die in
een kwaadaardige God geloven. Wat de psychiater zegt, komt namelijk neer op het
volgende: We weten niet zeker of iemand
gestoord raakt omdat hij in een boze God gelooft, of in een boze God gelooft
omdat hij niet helemaal goed bij zijn hoofd is. Daar kun je het als gelovige
mee doen.
Zou het geloof in een kwaadaardige God echt voor sociale
onrust, paranoia, obsessieve gedachten en dwangmatig gedrag leiden, zoals de
onderzoekers denken? Het klinkt niet onlogisch. Wie opgroeit in het besef -
vals of niet - dat er een Almachtige God is die over je schouder meekijkt en je
vroeg of laat ter verantwoording roept voor gemaakte fouten, moet daar wel
angstige gedachten aan overhouden. Ik vermoed dat godsdiensten daarom zo graag
benadrukken dat God naast wraakzuchtig ook vergevingsgezind kan zijn. Op die
manier ontstaat een gematigd Godsbeeld, niet louter positief, niet louter
negatief. En dat geeft meteen ook het artificiële karakter aan van het
onderscheid dat door de onderzoekers werd gemaakt: de meeste mensen hebben een
gemengd godsbeeld. Het lijkt alsof Godsdiensten een soort compensatie inbouwen
met het oog op eventueel berokkend leed: Pas op, God ziet je! Maar: Hij knijpt misschien een oogje toe. Mensen passen zich daar moeiteloos bij
aan: ze leven in den vreze Gods, maar begaan zonder veel gewetenswroeging de
ene zonde na de andere: uiteindelijk is God immers de kwaadste niet, en zal Hij
alles wel vergeven.
Joodse humor is misschien wel het mooiste voorbeeld van het
menselijke vermogen om zich met het ondraaglijke te verzoenen. Joden ontlenen
hun bijzondere gevoel voor humor juist aan het idee dat de Joodse God zijn
eigen mensen op allerlei mogelijke manieren dwarszit. Het oeuvre van iemand als Woody Allen lijkt een vertaling van het
idee dat alle boze krachten in het universum samenspannen om zijn leven tot een
martelgang te maken. Alles is voor Allen een bedreiging voor zijn gemoedsrust
of gezondheid. Hij heeft zich ooit laten ontvallen dat hij zich als jongeman
wilde bekeren tot het boeddhisme, om van die pesterige Joodse God af te zijn;
hij bedacht zich echter toen het tot hem doordrong dat hij zou kunnen
reïncarneren in de gedaante van een aardvarken, een wezen nog ellendiger dan
hijzelf.
Ik weet niet of Woody Allen nog gelooft in de God van zijn
jeugd. Ik vermoed dat hij dit geloof reeds als jongeman had opgegeven, maar
daar gaat het in dit soort zaken niet om. Je bent een product van je opvoeding,
en je opvoeding wordt deels - in veel gevallen grotendeels - bepaald door de
religieuze gemeenschap waarin je wordt geboren. Vandaar dat bekeringen altijd
iets kunstmatigs behouden. Hoe hard bekeerlingen ook hun best doen (en meestal willen ze zich vromer voordoen dan de paus), ze houden iets van een paard dat zich wil uitgeven voor een zebra door zich met
witte en zwarte strepen te beschilderen.
Noot:* (1) Klik voor het begin van de tekst van de onderzoekers op het oranje tekstvak (rechts) "LOOK INSIDE" - De volledige tekst kan men bestellen voor $ 39,95, dat was me wat te veel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten