zaterdag 15 november 2014

Het Ultieme Afscheid



# Een eiland van hier en nu

Een goede vriendin op facebook legde me de volgende vraag voor: Wat zou je doen als de dag van vandaag je laatste zou zijn? Daar had ik zo gauw geen antwoord op: Tja, als je nog maar vierentwintig uur te leven had, wat zou je dan willen doen? De vraag werd vergezeld door een clip van de Canadese band Nickelback, getitled “If today was your last day”; nadat ik de song had beluisterd, begreep ik dat ik de vraag verkeerd had gelezen:

If today was your last day
And tomorrow was too late
Could you say goodbye to yesterday?
Would you live each moment like your last?
Leave old pictures in the past?



De boodschap die uit de song van Nickelback spreekt, heeft weinig te maken met de dood, en alles met het leven. De Romeinse dichter Horatius verwoordde hetzelfde idee tweeduizend jaar geleden zeer bondig als carpe diem, pluk de dag, oftewel: Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kan doen.

(...) dum loquimur, fugerit invida       
aetas: carpe diem, quam minimum credula postero.

(...) Terwijl wij spreken, vervliegt de jaloerse
tijd: pluk de dag, en reken zo weinig mogelijk op morgen.

Horatius was een een epicurist, een levensgenieter; persoonlijk geluk zag hij als het grootste goed in het menselijk leven en zijn voornaamste streven was het vermijden van pijn en angst, met name de angst voor de dood. Wie, zoals Horatius ons aanraadt, volledig opgaat in het heden, hoeft zich geen zorgen te maken over de dag van morgen. Ook morgen is immers een dag als vandaag.

Uit de woorden van Horatius spreekt een soort verborgen verlangen om boven de tijd uit te stijgen, om te ontsnappen aan de verdeling van de eeuwigheid in verleden, heden en toekomst. Het overwinnen van angst voor de dood, is een vorm van verzet tegen de vergankelijkheid (1). We zijn verdwaald in een oneindig universum waarin slechts héél even leven en héél lang dood zijn. Het liefst zouden we tijd en ruimte samentrekken tot een eiland genaamd hier en nu, met onszelf in het midden.



# De ongewenste bezoeker

De meesten van ons is het niet gegeven om zo onbezorgd te leven als Horatius. Wij zijn geen epicuristische Romeinen, maar opgegroeid met het christendom, een leer die het leven ziet als een voorbereiding op de dood. Het christelijke antwoord op carpe diem luidt: memento mori, gedenk dat gij sterfelijk zijt, dat wil zeggen: Verlies de dood nooit uit het oog, zorg dat je er op bent voorbereid. De zondeval bracht immers de dood in ons leven: we kunnen het eeuwige leven enkel herwinnen door de Goddelijke genade te aanvaarden. Maar dat moet wel op tijd gebeuren: Op ons sterfbed kunnen we ons nog bekeren, vergeving vragen voor onze zonden, daarna niet meer. Wie te lang wacht, zal worden geroosterd in de hel of worden verbannen naar de buitenste duisternis, daar waar geween zal zijn, en het geknars der tanden (Mattheus 8:12).

Velen van ons hebben het geloof verloren, maar het is opvallend dat ook zij die niet meer rekenen op een eeuwig leven vaak nog waarde hechten aan dit memento mori. Toen hij zijn einde voelde naderen, schreef de Leidense schrijver hoogleraar Karel van het Reve een aangrijpend artikel getiteld Mijn eigen dood. Van het Reve was ongelovig en stelt:

“(...) de gedachte dat ik over enkele jaren niet meer zal bestaan, heeft niets angstwekkends. Dat ik in de Negentiende eeuw niet heb geleefd, verontrust mij niet, en zo is het ook met de eenentwinstige eeuw.”

En toch roept de dood verzet op:

“(...) je voelt je enkele ogenblikken niet wel, en je denkt: daar ga ik. En terstond verheft zich tegen deze gedachte een machtig protest: dat gaat zomaar niet, dat komt erg slecht uit. In het algemeen heb ik geen bezwaar tegen de pijp uit te gaan, maar niet nu meteen. Er zijn nog enkele dingen die nog gedaan moeten worden, en daarom moet het sterven worden uitgesteld.”

We leven in de wetenschap dat we ooit zullen sterven, maar net als Van het Reve schuiven we die gedachte voor ons uit, alsof we op die manier tijd kunnen winnen. De dood is een ongewenste bezoeker op het feestje van het leven, ooit zullen we hem met tegenzin binnen laten, maar niet nu, niet vandaag, en nee, ook niet morgen. Het is alsof het leven zelf ons bij die gedachte ter wille tracht te zijn: zelfs mensen die te horen krijgen dat ze aan een terminale ziekte lijden, hebben doorgaans nog wel een paar maanden (of zelfs jaren) te leven. Zo iemand vertelde me onlangs over het geruststellende gevoel dat hem werd geschonken door zijn afspraken met de behandelende arts in het ziekenhuis: ze schonken hem het gevoel dat hij in elk geval  tot aan de volgende afspraak zou blijven leven. Hij vertelde ook dat hij soms uren zoek maakte met het maken van ingewikkelde toekomstplannen, niet zozeer om ze uit te voeren, als wel om de gedachte aan de toekomst levend te houden.

Maar je kunt die vraag van mijn vriendin (Wat zou je doen als de dag van vandaag je laatste zou zijn?) ook anders lezen, namelijk op de manier waarop ik haar in eerste instantie las: Wat zou je doen als je zeker wist dat de dag van vandaag je laatste is? Wat als je nog maar 24 uur te leven zou hebben?

Die vraag lijkt een totaal andere situatie te scheppen. Voor ingewikkelde plannen is geen tijd meer, de laatste wens moet snel in vervulling kunnen gaan. Wat doen mensen die de dood recht in de ogen zien?  Men zegt dat soldaten in de loopgraven vaak naar hun geslachtsdeel grijpen. Het lijkt geen onlogische wens om in je laatste momenten op aarde nog één keer de sensatie van een orgasme te willen beleven, toch schijnen ter dood veroordeelden, afgaande op verslagen, niet erg bezig te zijn met gedachten aan seks in de aanloop naar de executie; sommigen zijn spraakzaam, anderen zwijgzaam, sommigen vragen om vergiffenis of een laatste sigaret, anderen blijven tot op het laatste moment zinnen op manieren om onder het onvermijdelijke uit te komen.


# Sterven is niets ...

Verhalen als die van terminaal zieken die toekomstplannen blijven maken en terdoodveroordeelden die zich tot aan het schavot blijven verzetten tegen de voltrekking van het vonnis, geven aan hoe sterk de mens aan het leven hecht. Men zegt wel dat met het verdwijnen van de verhalen over dood en verdoemenis uit de opvoeding, de angst voor de dood is verschoven naar angst voor het sterven: zij die geloven, geloven in een hemel, niet langer in een hel, zij die niet meer geloven, rekenen op een eeuwige vergetelheid. Niet de dood grijpt ons naar de keel, maar het afscheid van het leven. De gedachte dat de wereld gewoon blijft bestaan nadat wij er uit zijn verdwenen, heeft iets ondraaglijks. Het is niet de vergetelheid van de dood die wij vrezen, maar de wetenschap dat we bij het ultieme afscheid alles moeten achterlaten. Sterven is niets, maar afscheid nemen doet pijn. 

Dimmi tu addio, se a me dirlo non riesce.
Morire è nulla; perderti è difficile.

- Umberto Saba

 Voor Romina

***

Noot:

* (1) Horatius bedrijft levenskunst, geen metafysica, maar wat zijn gedichten gemeen hebben met metafysische theorieën uit verleden en heden, is de wens om de angst voor de dood weg te nemen en het idee van een tijdloze, kosmische eenheid; dezelfde verlangens spreken uit van veel Oosterse filosofieën, zoals die van Lao Tse rond het Tao, en liggen ook ten grondslag aan diverse recente, semi-wetenschappelijke theorieën als het eindeloos bewustzijn van de Nederlandse cardioloog Van Lommel (hierover later meer).

Literatuur:* Pierre Pradervand, Messages of Life from Death Row, Cygnus Books, 2010
* Karel van het Reve, mijn eigen dood, in: De Ondergang van het Morgenland, Van Oorschot, 1990