In Welkom in de
woestijn van de werkelijkheid (2002) van de Sloveense (marxistische)
filosoof en psychoanalyticus Slavoj Zizek (echte fans schrijven Žižek), staat
een aardige passage over Jane Fonda en Joshka Fischer. Zizek merkt op dat hun
maatschappelijke en politieke heroriëntatie gepaard ging met een meer dan
gemiddelde aandacht voor het eigen lichaam. Terwijl zij hun radicale politieke
standpunten afzworen en kozen voor een maatschappelijk meer acceptabele
houding, richtten beiden zich op intensieve sportbeoefening, Fischer op marathonlopen,
Fonda op fitness. De psychoanalyticus Zizek ziet jogging en body-building
(zoals hij fitness noemt) als onderdeel van de 'subjectieve economie van de
verwezenlijking van de innerlijke vermogens van het Zelf' (zijn woorden). Hij
ziet er ook een wet in: de overgang die ex-linkse radicalen maken naar de
'rijpheid' van pragmatische politiek, wordt volgens hem steevast gekenmerkt
door de gerichtheid op het eigen lichaam.
Het is nogal wat, het afleiden van een wet uit niet meer dan
twee (min of meer) overeenkomstige gevallen, maar het is wel leuk opgemerkt,
zoals wel meer dingen die Zizek in zijn geschriften naar voren brengt. Opvallend
is dat hij zelf niet aan deze gesignaleerde wetmatigheid voldoet: hoewel zijn
inzichten in de afgelopen tijd tamelijk ingewikkelde capriolen hebben
uitgehaald, is er van gerichtheid op zijn eigen lichaam geen sprake: hij loopt
er nog altijd bij als iemand die zich in maanden niet heeft gewassen, geschoren
of verschoond. Aan sport lijkt hij al helemaal niet te hebben gedaan. Zijn
verschijning maakt ongetwijfeld deel uit van het imago van 'denkbeest' dat hij
doelbewust heeft gekweekt. Het signaal dat hier wordt afgewezen is: Kijk, hier
staat iemand die het zo druk heeft met nadenken dat er voor niets anders tijd
overblijft.
Zizek is, anders gezegd, een fenomeen. Ik mag hem eigenlijk
wel, tenminste als auteur (over zijn opvattingen later meer). Men zegt weleens
dat twee soorten mensen onmiddellijk hun antwoord gereed hebben: psychoanalytici
en marxisten, en dat zou hun denken volstrekt voorspelbaar maken. Zizek is
zowel het een als het ander, en is inderdaad grotendeels voorspelbaar, maar
zijn gebrek aan discipline heeft de aantrekkelijke bijkomstigheid dat je bij
hem zo nu en dan prikkelende gedachten en grappige observaties tegenkomt, zoals
die over Fischer en Fonda. Daar hoef je bij Paul Verhaeghe of Robrecht
Vanderbeeken niet op te rekenen.
De volte face in
zijn gedrag en denken werd veel van zijn fans pas duidelijk na het kunststukje
dat hij uitvoerde in New York, ten tijde van de demonstratie Occupy Wall Street. Eerst liet hij zich door
de deelnemers uitgebreid toejuichen, vervolgens schilderde hij diezelfde mensen
af als zijnde warhoofden, mensen zonder verhaal. Zijn oordeel over de Britse
rellen, en de deelnemers eraan, is al niet veel positiever: het waren maatschappelijke
verliezers die hun frustraties botvierden door dingen te roven die zij niet
konden kopen. Velen hebben gewezen op de invloed van de Poolse socioloog Zygmunt Bauman, die de moderne
consumptiemaatschappij met een gelijkluidend psychoanalytisch begrippenapparaat
becommentarieert (ook Marnix Verplancke verwijst in een artikel in De Morgen
over Zizek naar Bauman), maar het is opvallend hoe dicht Zizek op sommige
punten staat bij de conservatieve Britse denker Theodore Dalrymple. Volgens Dalrymple
waren de Britse relschoppers een product van de mentaliteit waarbij het
individu eist dat de staat hem van de wieg tot het graf verzorgt: omdat de
staat deze taak had verzaakt (de relschoppers voelden zich door de gemeenschap
in de steek gelaten), kwamen ze in opstand. Ze namen datgene waar ze recht op
meenden te hebben, aldus Dalrymple. Zizek redeneert eerder dat datgene namen
wat zij zich niet konden veroorloven. De invalshoek is anders, maar per saldo
maakt het eindresultaat niet veel uit.
Alsof dat allemaal nog niet voldoende was, meende Zizek ook
nog te moeten verkondigen dat het marxisme mors- en morsdood was.
Zelfs de Venezolaanse revolutie van Chavez (een platte populist in zijn ogen) kon
niet op zijn instemming rekenen. Geen wonder dat hij hier en daar al voor een linkse fascist of snobistische bourgeois is uitgemaakt.
Bij dat alles moet wel worden opgemerkt dat de ommekeer in zijn denken niet helemaal uit de lucht komt vallen. De kentering werd, als ik het wel heb, ingezet rond de millenniumwissel, met de publicatie van boeken als The Fragile Absolute (met als ondertitel: Or, why is the christian legacy worth fighting for), On Belief en het al eerder genoemde Welcome to the desert of the real. Tot die tijd zocht Zizek nog zo veel mogelijk aansluiting bij naoorlogse stromingen als postmodernisme en deconstructivisme, waarbij hij zijn geschriften doordrenkte met een overdaad aan Lacaniaans jargon. In Welkom in de Woestijn (enzovoorts) haalt Zizek plots een citaat van G. K. Chesterton aan (een auteur die sindsdien vaker bij hem opduikt), waarin de houding van mensen wordt gehekeld, die voortdurend benadrukken dat hun mening niet noodzakelijk de juiste hoeft te zijn. Chesterton herkent onmiddellijk het kunstmatige in deze houding. Als zo iemand niet denkt dat zijn mening juist is, waarom is het dan zijn mening? Zizek is dat met Chesterton eens, en voegt daar aan toe:
"Is dezelfde
valsheid niet duidelijk in de retoriek van menige postmoderne
deconstructivist?"
Derrida, toen nog in leven, moet zich een ongeluk zijn
geschrokken. Ook academici die pleiten voor alle rechten voor immigranten en het
openstellen van de grenzen (Derrida was trouwens zo iemand) krijgen een veeg
uit de pan. Miljoen nieuwkomers zullen heftige racistische reacties uitlokken bij
de arbeidersklasse, waardoor onder meer ook de positie van deze academici in
gevaar zal worden gebracht, aldus Zizek. Ook hier herkent hij, op de wijze van
Chesterton, het kunstmatige van het standpunt:
"Begrijpen zij
dat niet? Natuurlijk begrijpen zij dat, maar zij rekenen erop dat hun eis niet
wordt ingewilligd, Zo kunnen zij op hypocriete wijze een rein geweten behouden en
tegelijkertijd hun bevoorrechte positie behouden."
Die zit, zou je zeggen, maar het is wel de vraag hoe dit
soort uitspraken dienen te worden geïnterpreteerd. Degenen die Zizek een linkse
fascist noemden, deden dat meestal in de overtuiging dat de man het marxisme werkelijk
had afgezworen, zoals ooit eerder André Gide, Yves Montand of - dichter bij
huis - Karel van het Reve of Koos van Someren. Daar is eigenlijk geen sprake
van. Het marxisme mag dan in de woorden van Zizek dood zijn, maar zoals wel
vaker bij ware gelovigen, ligt dat niet aan de leer, maar de interpretatie
ervan, aan de gelovigen dus, de valse gelovigen wel te verstaan. Verrassenderwijs rekent hij Marx zelf tot de valse profeten.
Wat Zizek de postmodernisten, deconstructivisten, feministen,
kortom alles wat zich links en marxistisch noemt verwijt, is dat zij niet
radicaal genoeg zijn. Net als de deelnemers aan Occupy Wallstreet eisen zij feitelijk een plaatsje op binnen het kapitalistische systeem. In
plaats van het consumentisme te bestrijden, bevestigen zij het juist. Ook Marx zelf beleed een soort kapitalisme, een verdunde vorm waarbij enkel de uitwassen werden bestreden, maar de kwaal niet met wortel en tak werd weggesneden. Zizek schermt veelvuldig met Hegel, maar waar hij feitelijk naar terug lijkt te willen keren, is de Leninistische opvatting van de klassenstrijd, waarbij het uitgangspunt de vernietiging van het kapitalisme was. Dat maakt hem
tot een gevaarlijk denker, en in dat opzicht zou men hem inderdaad kunnen
bestempelen als een linkse fascist. Eén van de voornaamste kenmerken van het
fascisme was de legitimatie van geweld
om het doel te bereiken, en dat doel
was de omverwerping van de bestaande orde. Lenin dacht daar ook zo over. In
beide gevallen leidde dit tot het in woord en daad onderdrukken en bestrijden
van afwijkende meningen.
Op deze angel in het denken van Zizek, is onder meer gewezen
dor de Amerikaanse schrijver Adam Kirsch, die hem in een opgemerkt artikel typeert
als 'The Deadly Jester' (De Dodelijke Hofnar, een jester was een grappenmaker aan het hof, iemand die de vorst aan
het lachen moest maken). In een passage uit Violence
(2008) gaat Zizek eerst in op de martelingen in de Iraakse Abu Graib
gevangenis. Marteling is niet on-Amerikaans, aldus Zizek, maar juist typisch Amerikaans,
en door aan marteling te worden onderworpen, werden de Iraakse opstandelingen
geïnitieerd in de Amerikaanse levenswijze. In de woorden van Zizek geeft
marteling een direct inzicht in het obscene genot waardoor de Amerikaanse
levenswijze (U.S. way of life) wordt
gedragen. Als iemand zo redeneert, zegt Kirsch, hoeft het niet te verbazen dat
hij het geweld van Al-Qaida niet
zomaar wenst te veroordelen:
"Fundamentalist Islam may seem
reactionary, but "in a curious inversion," [Zizek] characteristically
observes, "religion is one of the possible places from which one can
deploy critical doubts about today's society. It has become one of the
sites of resistance." And the whole premise of Violence, as of Žižek's
recent work in general, is that resistance to the liberal-democratic order is
so urgent that it justifies any degree of violence."
Welkom in de werkelijkheid van de woestijn.
Waarom herinnert het verhaal van Zizek aan Eduard Limonov, de controversiele Russische politicus, dichter, schrijver, zwerver en dissident tegen wil en dank. Aanbevolen lectuur: Limonov van de Franse schrijver Emmanuel Carrère. Evenals Limonov’s boek De Russische dichter houdt van grote negers: een “occupy wall street” avant-la-lettre.
BeantwoordenVerwijderen