woensdag 26 juni 2013

Geen Carnaval voor de Capibara




De foto hierboven is niet getrukeerd, het huisdier is geen cavia, maar een capibara, het grootste knaagdier ter wereld. De capibara en de cavia zijn overigens wel verwant, op de manier waarop onze huispoezen en tijgers aan elkaar verwant zijn: zo'n 3000 jaar geleden begonnen de Inca's met de domesticatie van knaagdieren, en dat proces mondde uiteindelijk uit in de cavia. Eén van de oogmerken van domesticatie is namelijk verkleining: ook bij de katten leken die grote soorten immers minder geschikt om in huis te houden, vandaar dat onze poezen meer op mensenmaat zijn afgestemd. In de zestiende eeuw werd door de Katholieke kerk bepaald dat capibara's vissen waren, blijkbaar omdat ze uitstekende zwemmers zijn en een groot deel van hun leven in het water doorbrengen. Dat betekende dat op vrijdag en tijdens de vastentijd,  als het eten van vlees verboden was, de capibara op het menu mocht worden gezet.

Jongeren zegt het natuurlijk niets: de vrijdagse viskraam, maar mensen van mijn leeftijd veren wellicht op bij het lezen van de term. Op vrijdag was volgens de katholieke kerk het eten van vlees verboden, en dus stond op die dag de viskraam in het dorp. Het vrijdagvasten schijnt een afgeleide te zijn van het oorspronkelijk Joodse gebruik om twee dagen per week te vasten. Bij de Joden waren die twee dagen een verwijzing naar grote gebeurtenissen in de geschiedenis van het Joodse Volk, zoals de Grote Verzoendag (Yom Kippoer). De katholieke kerk koos voor de woensdag en de vrijdag, in plaats van de Joodse maandag en donderdag. De woensdag zou verwijzen naar het verraad van Judas, de vrijdag naar het lijden van Christus. De woensdag kwam uiteindelijk te vervallen als vastendag, waarna alleen de vrijdag overbleef. Vasten betekende: geen vlees eten, carne vale (letterlijk Vaarwel Vlees); de term carnaval heeft dezelfde linguïstische wortels, het was immers van oorsprong het feest van de vooravond van het grote carne vale, de vastentijd.

Ik een vis ... proest!
De katholieke kerk hield tot diep in de twintigste eeuw vast aan het vrijdagse vasten. Op die dag was het katholieken verboden om op vrijdag vlees te eten van 'dieren van het land' (die onhandige omschrijving om vissen aan te duiden, is de capibara blijkbaar fataal geworden). In Nederland werd in Nederland het verbod pas tijdens de landelijke bisschoppenconferentie van 1989 opgeheven. Officieel werd toen besloten dat de gelovige aan de plicht tot onthouding op vrijdag kon voldoen door zich in eten en drinken, in roken of in andere genoegens duidelijk te beperken, een tekst waar je alle kanten mee uitkunt, en dat zal ook wel de bedoeling geweest zijn. In elk geval hoefde de gelovige vlees niet meer te laten staan. In de praktijk was het vrijdagvasten voor de gemiddelde gelovige in 1989 overigens al een vrome herinnering geworden. Ergens in de loop van de woelige jaren zestig moet de wekelijkse vastendag in onbruik zijn geraakt. In het katholicisme liepen de volgelingen voor de leiding uit. Op sommige plaatsen wordt 'vrijdag visdag' nog wel in ere gehouden, maar uit vrije wil, en niet om religieuze redenen.

Je zou denken dat de capibara zijn voordeel heeft gedaan met deze ommekeer in het geloofsleven. Carnaval voor de capibara! Helaas, het dier staat inmiddels op de lijst met bedreigde diersoorten, naast zijn vlees, is van oudsher immers ook zijn bont zeer gewild. De mens lijkt hier ongewild te slagen in iets wat hem elders ondanks grote inspanningen niet wil lukken: het uitroeien van een knaagdier. Enorme bedragen worden immers uitgegeven aan de bestrijding van muizen en (vooral) ratten, en levert allemaal weinig op. Ratten zijn van oudsher onze erfvijand: Volgens Richard Dawkins waren ze in het tweede millennium verantwoordelijk voor meer menselijke doden dan alle oorlogen en revoluties tezamen. Vandaag de dag zijn ze nog steeds rampzalig voor onze graanschuren (naar schatting gaat 5-10% van de voorraden verloren) en gezondheid. We haten ze, maar ze zijn niet kapot te krijgen. Net als bijvoorbeeld kakkerlakken, worden ze in staat geacht een atoomramp te overleven. Op termijn zouden ze dus onze plaats kunnen innemen. 

Er zijn al diverse romans geschreven over dit toekomstbeeld, en ook biologen hebben zich al aan dystopische beschrijvingen gewaagd. Wellicht zou het broeder rat vergaan zoals het ons verging nadat plotse klimatologische veranderingen (vermoedelijk ten gevolge van een meteorietinslag) een einde hadden gemaakt aan de dominantie van de dinosaurussen, de soort die onze ontwikkeling in de weg zat. We waren in die tijd ongeveer zo klein als muizen, maar binnen 5 miljoen jaar krioelde de aardbol van nakomelingen in allerlei soorten en maten: het zoogdier had de aarde overgenomen. Er waren planteneters, vleeseters en alleseters, jagers en gejaagden. En één tak zou uitgroeien tot de mens. Nadat wij onszelf zullen hebben uitgeroeid, zullen ratten, muizen en kakkerlakken zich stormachtig kunnen ontwikkelen; opgevoerde mutatiesnelheden zullen zorgen voor een versnelde evolutie, die door geen enkele concurrerende diersoort kan worden afgeremd. 

Op dit punt zullen de nieuwe heersers op aarde een cruciale fase ingaan: wie anderen heeft overleefd, moet vervolgens immers ook zichzelf overleven: catastrofes worden doorgaans gevolgd door bevolkingsexplosies, maar bevolkingsexplosies vervolgens weer door catastrofes, en complete uitsterving kan daar het gevolg van zijn. Er zou een genadeloze strijd om het bestaan uitbreken tussen de meest succesvolle varianten, minder geslaagde mutaties zouden meedogenloos worden weggeconcurreerd. Maar als men deze flessenhals eenmaal is gepasseerd, en een evenwicht is gevonden, zal niets de overlevende soorten nog in de weg staan. Plantenetende reuzeratten zullen de Afrikaanse steppen en Noord-Europese grasvlakten bevolken, en worden belaagd door carnivore ratten met gruwelijke hoektanden. En na verloop van een lange, lange tijd, zal er wellicht een rationele rattensoort ontstaan, die boeken schrijft, goden verzint en massavernietigingswapens ontwerpt.  

Vrijdag ... Kaasdag!

Literatuur:

* Richard Dawkins,  An Ancester Tale. A Pilgimage to the Dawn of Life, Weidenfeld & Nickolson, 2004

* Maarten 't Hart, Ratten, De Arbeiderspers, 1973

2 opmerkingen: