# De echo van de oerwereld
Als kind heb ik een tijdje in de veronderstelling verkeerd
dat alle talen verschillend werden gesproken, maar hetzelfde werden geschreven.
Ooit was de taal voor eens en voor altijd op schrift vastgelegd, zo redeneerde
ik, maar al babbelend waren we steeds verder van de oorsprong afgedwaald.
Dezelfde gedachte lijkt mensen parten te spelen wanneer ze - bijvoorbeeld op
straat - worden aangeklampt door iemand die geen Nederlands (of enige andere
bekende taal) spreekt. Hoe leg je zo iemand uit waar het gemeentehuis is? Velen
hebben de neiging om lang-zaaam en
zeer na-druk-kelijk te gaan spreken.
Het is een aantrekkelijk idee om te denken dat alle talen niet meer dan
verbasteringen zijn van een oertaal waarvan we allemaal de echo horen
weerklinken, indien de woorden maar duidelijk genoeg worden gearticuleerd.
Bij het verklaren van woorden is het populair om de
semantische geschiedenis van woorden in omgekeerde richting te volgen, en
daarbij een grotere waarde toe te kennen aan oudere betekenissen. Grieks en
Latijn staan daarbij in hoog aanzien. Maar sommigen willen nog verder gaan en
dat heeft geleid tot reconstructies als het
Proto-Indo-Europees,
de hypothetische voorouder van alle Indo-Europese talen. We zijn dan al voorbij
de Toren van Babel, die leidde tot de verspreiding der volkeren en de
onderlinge onverstaanbaarheid van hun talen. In de morosofie, de waanwijsheid, zijn
fabelachtige theorieën omtrent de oorsprong van het verschijnsel taal, zoals de
theorie dat de menselijke taal zijn oorsprong zou vinden in
het gekwaak van kikkers. Het
allereerste spoor van taal was waarschijnlijk een betekenisloos geluid dat
weergalmde in de eindeloze leegte van de stilte.
# De Bibliotheek van Babel
Het is natuurlijk een illusie dat men ooit het taalkundige
nulpunt zou kunnen bereiken, reconstructies van prototalen zullen altijd
hypotheses blijven. De ongeveer 7000 talen die vandaag de dag nog als
moedertaal worden aangeleerd, vormen slechts een fractie van het de talen dat
ooit hebben bestaan, in gesproken dan
wel gekrabbelde vorm. In zijn verhaal La Biblioteca di Babel (De Bibliotheek
van Babel) geeft de Argentijnse schrijver Jorge
Luis Borges een beschrijving van een imaginaire bibliotheek die alle boeken
bevat die ooit hebben bestaan. Het verhaal begint (in de vertaling van Barber
van de Pol) als volgt:
“Het heelal (dat
anderen de Bibliotheek noemen) bestaat uit een onbepaald en misschien oneindig
aantal zeshoekige galerijen, met in het midden immense luchtkokers die zijn
omringd door zeer lage balustrades. Vanuit iedere zeshoek zijn de lagere en
hogere verdiepingen te zien: eindeloos”.
 |
Jorge Luis Borges |
Het gaat in dit verhaal dus enkel over boeken, over
geschreven taal, de meeste talen die bestaan of ooit hebben bestaan werden niet
geschreven, enkel gesproken. Men zou waarschijnlijk door de eindeloze
luchtkokers moeten vallen om de resonantie op te vangen van de oneindige
woordenrijkdom van alle ooit gesproken talen.
Talen ontstaan uit andere talen, woorden wippen over van
taal naar taal. Betekenissen ontstaan niet in een vacuüm, woorden ontlenen aan
hun linguïstische context, aan de dwarsverbanden in de oneindige bibliotheek:
hun betekenis verschilt van de betekenissen die ze ooit gehad hebben, en ook
van de betekenissen die ze in de toekomst zullen aannemen. Betekenis ligt dus
nooit vast, is een proces dat zich niet laat betrappen (1). Maar als wij
slechts een fractie kennen van alle woorden, en alle betekenissen die hebben
bestaan en ooit zullen bestaan, roept dit de vraag of de betekenissen niet
volkomen willekeurig zijn. Zijn de dwarsverbanden die wij leggen in de
oneindige bibliotheek door ons bedacht, of beantwoorden ze aan dieperliggende,
reëel bestaande structuren. Anders gezegd: ontdekken wij een orde in de
woordenbrij, of leggen wij deze orde op?
# De Chinese Encyclopedie
Laten we even terugkeren naar Borges. In een essay uit 1942,
El Idioma analitico de John Wilkins,
beschrijft hij een alternatieve taxonomie (indeling) van het dierenrijk, die
volgens Borges bij toeval door Wilkins is ontdekt in een Chinese encyclopedie,
getiteld Emporio celestial de
conocimientos benévolos, wat men enigszins vrij zou kunnen vertalen als De
hemelse warwinkel van welwillende wijsheid. Volgens de encyclopedist kan het
dierenrijk worden verdeeld in dieren (2):
a) die de Keizer toebehoren,
b) gebalsemde,
c) tamme,
d) speenvarkens,
e) sirenen,
f) fabeldieren,
g) loslopende honden,
h) die in deze indeling voorkomen,
i) die in het rond slaan als gekken,
j) ontelbare,
k) die met een fijn, kameelharen penseeltje getekend zijn,
l) et cetera,
m) die juist een kruik gebroken hebben,
n) die uit de verte op vliegen lijken.
Michel Foucault schrijft, in het voorwoord van Les Mots et les Choses dat hij bij het
lezen van de indeling spontaan in lachen uitbarstte. Dat zal misschien meerdere
mensen zijn overkomen, maar het bijzondere was de reden voor Foucaults
schaterlach: hier meende hij het ultieme bewijs aan te treffen voor zijn
persoonlijke opvatting dat indelingen - zowel taalkundige als wetenschappelijke
- berusten op willekeur. Immers: geen enkele westerling zou ooit een dergelijke
indeling hebben kunnen bedenken, maar voor een Chinees klonk deze indeling
blijkbaar volkomen aanvaardbaar, volkomen 'rationeel'. Een indeling als deze
bewees, in de ogen van Foucault, dat ook aan de befaamde Westerse rationaliteit
irrationele aannames ten grondslag liggen. Rationaliteit is, anders gezegd,
niet meer dan Westerse irrationaliteit.
 |
M.C. Escher - Waterval |
# Onmogelijke werelden
Wat Foucault ontging, was dat het essay van Borges een hoax
was, een verhaal verkleed als essay. De indeling was ontsproten aan het brein
van Borges, niet dat van een Chinese encyclopedist. Als er al iets uit het
'essay' van Borges valt af te leiden, staat dit haaks op wat Foucault (en zijn
volgelingen) eruit menen te moeten afleiden. De historicus Keith Windschuttle
noemt het gemak waarmee naoorlogse academici de authenticiteit van de indeling
hebben aanvaard, een onweerlegbare aanwijzing voor het intellectuele verval
binnen de academische wereld (3), met name binnen de
menswetenschappen (waar Foucault het in de eerste plaats over had): het gemak
waarmee Foucault Borges op diens woord gelooft, is een perfecte illustratie van
het postmoderne geloof dat waarheid een 'social construct' is, een min of meer
toevallig tot stand gekomen denkbeeld dat in een bepaalde historische en
sociale context functioneert (totdat het wordt vervangen omdat het is
uitgewerkt).
Wat voor betekenis en waarheid geldt, geldt uiteindelijk ook
voor de werkelijkheid: denken wordt in de zin van Foucault (en vooral diens
volgelingen) niet langer het ontdekken
van de werkelijkheid, maar het bedenken
of construeren ervan. In die visie
doet het eigenlijk niet ter zake of een alternatieve taxonomie authentiek is, dat wil zeggen: aangetroffen in een Chinese encyclopedie of
niet. De historische context en het tijdstip worden enkel verplaatst: het
was geen Chinese encyclopedist in een ver verleden, maar een Argentijnse
schrijver in het hier en nu die de indeling op schrift stelde.
Borges was zeer sterk geïnteresseerd in de relatie tussen
taal en werkelijkheid (merk dat hij het heelal typeert als iets wat door
anderen de Bibliotheek wordt genoemd) en onmogelijke voorstellingen, inclusief
fabeldieren en
imaginaire tijgers
die door zijn gedichten liepen, waren bijna een persoonlijke obsessie. De
werelden die hij beschrijft, doen op een bepaalde manier denken aan de
onmogelijke werelden die door M.C. Escher werden getekend. Bij beiden gaat het
om werelden die wel kunnen worden verbeeld, maar nooit ontdekt, omdat ze niet
kunnen bestaan. In de eindeloze Bibliotheek (door sommigen het Heelal genoemd)
zijn sommige trappen onbegaanbaar: wie ze tracht te beklimmen, valt in een
koker van betekenisloosheid.

Noten:
(1) Iemand als Derrida leidt zijn theorieën omtrent het
uitstel van betekenissen ook af van deze 'semantische stroom': woorden
verwijzen voor hem niet naar enige buitentekstuele werkelijkheid ("Il n'y
a pas de hors-texte"), maar enkel naar andere woorden; een betekenis ligt
daardoor nooit vast.