maandag 29 april 2013

Van Boze en Andere Goden



Een vraag die veel mannen bezighoudt, is of de grootte belangrijk is. Does size matter? In 1998 gaven de posters voor de monsterfilm Godzilla definitief uitsluitsel: Size does matter. In mijn woonplaats  is een winkel genaamd Elvis Matters, waarin louter producten worden verkocht die iets te maken hebben met Elvis Presley: Ook Elvis is dus belangrijk. Nog belangrijker lijkt me de vraag of God er iets toe doet. Maakt het geloof in een God nu wel of niet iets uit?

Volgens in een artikel in The Huffington Post (overgenomen door Knack) zijn er aanwijzingen dat er een correlatie bestaat tussen bepaalde religieuze overtuigingen en emotionele gezondheid. Volgens de onderzoekers is het geloof in God niet zonder risico's. Geloof in een 'goede' God kan mensen troost bieden, maar mensen die geloven in een kwaadaardige, wraakzuchtige God zouden volgens het artikel vaker last hebben van social anxiety, paranoia, obsessional thinking, and compulsions. Eén van de onderzoekers, Dr. Neva Stilton, professor in de psychologie aan het Manhattan College in Marymountn verklaarde tegenover de Huffington Post desgevraagd:

"Quite simply, the notion is that belief in a benevolent God will reduce the sense that the world is threatening at the neural level, because God will protect you from harm. The angry God not only fails to provide protection, he/she may actually pose a threat of harm.”

De resultaten van het onderzoek (1) werden gepubliceerd in (de) Journal of Religion & Health, maar gaan, zo blijkt na enig speurwerk, niet terug op oorspronkelijk onderzoek, maar zijn gebaseerd op een twee jaar eerder uitgevoerde enquête onder ongeveer 1400 Amerikaanse burgers. Zoals veel met de nodige bombarie aangekondigde onderzoeken op dit terrein, lijkt het voornamelijk één ding: flut

Maar goed, wat hebben die onderzoekers nou precies gedaan? De antwoorden op de vragen uit de enquête zijn uitgesplitst over drie categorieën deelnemers: zij die geloven in een wraakzuchtige God, zij die geloven in een goede God en zij die geloven in een deïstische God (dat wil zeggen een God die de boel op zijn beloop laat). Daaruit kwam vervolgens naar voren dat de bovenvermelde ziektebeelden vaker voorkwamen bij mensen die geloven in een kwaadaardige, wraakzuchtige God, dus zo eentje die dood en verdoemenis predikt. 

Nu is een correlatie niet hetzelfde als een causaal verband. Sinds de mens is gaan roken, is de gemiddelde levensverwachting met sprongen de hoogte ingegaan, toch zouden weinigen hieruit willen afleiden dat roken blijkbaar goed is voor de gezondheid. Een geraadpleegde psychiater, Robert Koenig,  heeft zo zijn bedenkingen bij het onderzoek:

"We don't know whether it was the poorer mental health (anxiety, paranoia) that caused subjects to perceive God as punitive, or whether it was the view of God as punitive that caused the poor mental health.”

Erg bemoedigend is dat niet, althans niet voor mensen die in een kwaadaardige God geloven. Wat de psychiater zegt, komt namelijk neer op het volgende:  We weten niet zeker of iemand gestoord raakt omdat hij in een boze God gelooft, of in een boze God gelooft omdat hij niet helemaal goed bij zijn hoofd is. Daar kun je het als gelovige mee doen.

Zou het geloof in een kwaadaardige God echt voor sociale onrust, paranoia, obsessieve gedachten en dwangmatig gedrag leiden, zoals de onderzoekers denken? Het klinkt niet onlogisch. Wie opgroeit in het besef - vals of niet - dat er een Almachtige God is die over je schouder meekijkt en je vroeg of laat ter verantwoording roept voor gemaakte fouten, moet daar wel angstige gedachten aan overhouden. Ik vermoed dat godsdiensten daarom zo graag benadrukken dat God naast wraakzuchtig ook vergevingsgezind kan zijn. Op die manier ontstaat een gematigd Godsbeeld, niet louter positief, niet louter negatief. En dat geeft meteen ook het artificiële karakter aan van het onderscheid dat door de onderzoekers werd gemaakt: de meeste mensen hebben een gemengd godsbeeld. Het lijkt alsof Godsdiensten een soort compensatie inbouwen met het oog op eventueel berokkend leed: Pas op, God ziet je! Maar: Hij knijpt misschien een oogje toe. Mensen passen zich daar moeiteloos bij aan: ze leven in den vreze Gods, maar begaan zonder veel gewetenswroeging de ene zonde na de andere: uiteindelijk is God immers de kwaadste niet, en zal Hij alles wel vergeven.

Joodse humor is misschien wel het mooiste voorbeeld van het menselijke vermogen om zich met het ondraaglijke te verzoenen. Joden ontlenen hun bijzondere gevoel voor humor juist aan het idee dat de Joodse God zijn eigen mensen op allerlei mogelijke manieren dwarszit. Het oeuvre van iemand als Woody Allen lijkt een vertaling van het idee dat alle boze krachten in het universum samenspannen om zijn leven tot een martelgang te maken. Alles is voor Allen een bedreiging voor zijn gemoedsrust of gezondheid. Hij heeft zich ooit laten ontvallen dat hij zich als jongeman wilde bekeren tot het boeddhisme, om van die pesterige Joodse God af te zijn; hij bedacht zich echter toen het tot hem doordrong dat hij zou kunnen reïncarneren in de gedaante van een aardvarken, een wezen nog ellendiger dan hijzelf.

Ik weet niet of Woody Allen nog gelooft in de God van zijn jeugd. Ik vermoed dat hij dit geloof reeds als jongeman had opgegeven, maar daar gaat het in dit soort zaken niet om. Je bent een product van je opvoeding, en je opvoeding wordt deels - in veel gevallen grotendeels - bepaald door de religieuze gemeenschap waarin je wordt geboren. Vandaar dat bekeringen altijd iets kunstmatigs behouden. Hoe hard bekeerlingen ook hun best doen (en meestal willen ze zich vromer voordoen dan de paus), ze houden iets van een paard dat zich wil uitgeven voor een zebra door zich met witte en zwarte strepen te beschilderen.


Noot:
* (1) Klik voor het begin van de tekst van de onderzoekers op het oranje tekstvak (rechts) "LOOK INSIDE" - De volledige tekst kan men bestellen voor $ 39,95, dat was me wat te veel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten