woensdag 27 maart 2013

Dromen van Saturnus


Dromen zijn bedrog, maar soms blijken ze toch in vervulling te kunnen gaan. In een vorige bijdrage, Het Einde van de Regenboog, vertelde ik dat ik me als kind voorstelde dat ik over de ringen van Saturnus zou kunnen lopen. Nadat ik had ontdekt dat de ringen bestaan uit deeltjes die zijn samengesteld uit ijs, rotsblokjes, stof en gruisdeeltjes, meende ik mijn droom te kunnen opbergen. Over zulke ringen kon je volgens mij niet lopen, je zou er dwars doorheen zakken. Sylvia Wenmackers, die ik in het artikel had vernoemd, schreef me echter het volgende:

"Natuurkundig gezien lijkt het me best mogelijk om over de ringen van Saturnus te lopen. De vloeren waar we gewoonlijk op lopen zijn ook meer niets dan iets; het is enkel omdat onze voeten zo groot zijn in vergelijking met de intermoleculaire afstand dat we er niet door zakken. Dus voor zo'n ringwandeling komt erop aan om schoenen te vinden met zeer grote zolen en gemaakt van een licht materiaal. (Het enige probleem is dan nog dat de zwaartekracht de verkeerde kant op trekt, daar moet ik nog eens over nadenken.)"

Schoenen van licht materiaal, met heel grote zolen - mijn verlanglijstje voor de Kerst werd plots met één artikel uitgebreid. Het moet een machtige ervaring zijn, lopen over de ringen, die enorme planeet aan je ene zijde, en de immense leegte en uitgestrektheid van het heelal aan je andere hand. Misschien valt het heelal beter waar te nemen vanuit een ruimteschip, maar dat is zoiets als kijken naar de zee door een patrijspoort. Pas als je in het water springt, voel je de kracht van de zee. Op dezelfde manier besef je pas hoe nietig je bent, wanneer je uit het ruimteschip stapt, en voet zet op een plaats waar de zwaartekracht de verkeerde kant op trekt.

De verkeerde kant, dat wil zeggen, in deze context: richting de eeuwigheid. Kijkend naar Saturnus, en al die andere planeten en sterren, waaronder onze eigen zon, die nu veel verder van ons verwijderd is, en amper nog warmte schenkt, moeten we ons wel op een verpletterende manier bewust worden van onze sterfelijkheid, van datgene waarover de dichter Catullus zegt:

De zon kan ondergaan en terug opkomen
Maar als voor ons het korte licht eenmaal wordt gedoofd,
Moet er door ons een eeuwige nacht geslapen worden (1)

De eeuwige nacht, daar zijn we huiverig voor. Ook op dat punt probeerde de natuurkundige me echter gerust te stellen. Ik had geschreven dat ik het oneerlijk vond dat het heelal bestond voordat ik er was, en ook gewoon zal blijven bestaan nadat ik gestorven ben. Dat ik ben samengesteld uit sterrenstof, en dus deel blijf uitmaken van het grote geheel, noemde ik een schrale troost. Sylvia denkt daar blijkbaar anders over, en schrijft:

"Dat de wereld al bestond voor ik er was heeft me nooit zo gestoord. Zelf put ik een zekere troost uit het besef dat wat wij 'ik' noemen helemaal geen constante is, en dat de moleculen en de hoeveelheid energie die in ons lichaam zitten tijdens ons leven al continu uitgewisseld worden met de rest van het heelal. In het begin gaat dit proces gewoon sterk één kant op en aan het einde de andere kant op. Zo bekeken is het allemaal niet zo drastisch."


Ik weet het, panta rhei, alles stroomt, niets blijft aan zichzelf gelijk. In De Vergankelijkheid legt de bioloog Midas Dekkers uit hoe wij permanent bezig zijn te vergaan (2). Alles aan en in ons wordt constant vernieuwd, maar het nieuwe is steeds iets minder dan het oude, ouder worden is degenereren, sterven begint al bij de geboorte, het is een niet te stoppen proces. Uiteindelijk is alles vervangen, en is niets meer wat het geweest is, figuurlijk zowel als letterlijk: wie we dan zijn, is niet meer dan een herinnering, aan onszelf.

Nee, zo drastisch is dat allemaal niet en het is ook allemaal perfect verklaarbaar. Maar het is zoals met mijn idee dat het universum pas tot stand kwam bij mijn geboorte: Ik weet wel dat het niet zo is, dat het universum als miljoenen en miljoenen jaren oud is, maar zo wordt het door mij nu eenmaal niet ervaren. De meeste mensen schijnen zich helemaal niet druk te maken over wat er aan hun geboorte voorafging, getuige ook de reactie van Sylvia: "Dat de wereld al bestond voor ik er was heeft me nooit zo gestoord". Heel anders is het echter gesteld met datgene wat volgt op de dood, en daarbij is Sylvia geen uitzondering. Inhakend op mijn verhaal over oneerlijkheid, zegt ze:

(Ik heb) het ook altijd zeer oneerlijk gevonden dat mensen doodgaan, precies omdat ze dan nooit te weten komen (a) hoe het afloopt en (b) hoe het nu allemaal echt zat.

Tja, hoe zit het echt? Ik heb het altijd aannemelijk gevonden dat wat volgt op de dood, lijkt op wat aan de geboorte voorafgaat. Een toestand waarvan we ons niet bewust zijn, omdat er geen bewustzijn meer is om ons ergens van bewust te zijn. Toch zijn we bang voor wat komen gaat, niet voor wat geweest is. Onze wetenschappelijke kennis helpt ons daarbij niet. De filosoof R.F. Beerling typeerde onze moeilijke omgang met de dood eens als een typisch menselijk tekort, 'de angel die we zelf niet kunnen uittrekken'.


Noten:
 (1) Catullus, Carmina V - De Latijnse tekst luidt:

Soles occidere et redire possunt:
nobis cum semel occidit breuis lux,
nox est perpetua una dormienda

(2) Midas Dekkers, De Vergankelijkheid, Uitgeverij Contact, 1997

Voor wie nog meer wil weten over de fascinerende planeet:
http://www.kennislink.nl/publicaties/micro-maantjes-in-ringen-saturnus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten